J. van Looy aan A. Verwey [?].11.88
Nieuwe Amstel.
Nov. 88.
Amice
Ik had al zoo lang gezegd willen hebben wat mijn overtuiging is over het vele schilder kunstgepraat om me. 't is niet de eerste maal. dat ik het gezegd hebben wou. vele malen heb ik mijn meeningen al in orde gezet, telkens wanneer het me ergerde, te moeten ondervinden. hoe het altijd weêr de redeneering was, of het intellect dat temperamenten in den weg staat. maar de roes was niet voorbij en de opwinding neêrgeschreven op 't papier, of het stuk dwaalde in de papierentas, omdat ik twijfelde, of schouderophalend dacht: ach, waarvoor zou 't dienen, laat ze maar harrewarren, werken. ploeteren naar zich zelve op, door de zware zwabben van moeielijkheden heen, en bij omvallen des noods, best mogelijk, maar voor diè het leven willen, over het leven alleen. naar het leven op
En dus zou ik het niet hebben gedaan. als het mij niet eindelijk was beginnen te vervelen. te moeten zien hoe de verwarring. die overal en altijd geheerscht heeft in het praten over kunst, telkenmale werd vergroot, door nieuwe menschjes, door voortzettertjes van wat een mensch begonnen is, door intellectueele napluizertjes. of door weeke naturen. goed, maar die geen woordvoerders kunnen zijn. zij die aan 't bazelen slaan. als ze tegen de schouders aanloopen van een temperament. die lyrieken uit de zesde hand. en zich met kwinkeleeringen omwikkelen, die preekende en zeurende wegloopen van het machtige zijn. naar een altijd minder mooie schijn.
O. ik weet wel wat ik zeg. ik weet wel wat het is een mooie droom: maar ik weet ook dat droomen geen kwijlen is. en in geen geval weet ik van droomende geslachten of scholen en van gevoelige richtingen niet, want die doen me zeer, want die zijn valsch, want die zijn onecht.
Ik zal uitzeggen wat ik op mijn hart heb, goed of kwaad, dat gaat me niet aan.
Zoo wou ik het allereerst zeggen, dat het verschijnen van zooveel stemmingen te gelijk, de naam alleen, als banier opgestoken is een misdaad me allang verveelt. Ik wou maar zeggen dat zij in mijn gedoe niet passen. Ik wou zeggen dat het me verveelt met overtuigingen van anderen om mijn ooren te worden gekeild, dat het naar is, gevleugelde woorden te zien herkauwen tot teorien in hun mond; Ik wou zeggen dat ze moeten ophouden te Jovisen van achter hun wolk.