Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888
(1995)–Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 587]
| |
A. Verwey aan F.W. van Eeden [begin 11.88]Ga naar eind1Beste Free, Ik kan niet veel anders antwoorden dan dat het zoo is en dan dat ik zoo ben. Ik sla, en niet éen,Ga naar eind2 maar de duizend, niet overlegd, maar òmdat ik het niet laten kan, met een onbewuste zéker-treffendheid. Ik had geen waarom. Ik heb het nòg niet. Mijn boek is hard; goddank dat ik hard kan zijn. Zonder mijn hardheid zou ik nu dood wezen, goed en wel dood; en ik wil leven. Nee, deze zin is niet figuurlijk. Dat zwaard van een boek - och, zoo mooi is het niet, maar scherp zal het wel wezen, want het heeft me eerst in mijn lichaam gezeten en daar kon het vervloekt veel pijn doen. Weinig hart, ja, maar ik die Christus aan 't kruisGa naar eind3 schreef uit hart voor een mensch, die verdriet had, weet sints dat hart niet altijd helpt. Niemand wist ooit dat ik zóoveel hart had; maar mijn hardheid kende ook niemand. Toch is het goed dat ze gekend worden, allebei. Zoó ben ik, en ik ben er niet trotsch op, maár blij, in-blij en rustig, omdat ik nu als een boom ben, die een zomer heeft doorgemaakt en niet verschroeid is, en een winter en niet bevroren. Nú zal het wel gaan. |