Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888
(1995)–Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 552]
| |
A. Verwey aan K. van Vloten [13.10.88]Ga naar eind1Zaterdag kwart voor drieën. Ik heb twee heerlijke nieuwe doozen papier gekocht, Kitje. En nu ga ik je gauw schrijven en nu zal je eens zien wat 'n dikke brief dat wordt. Eigenlijk niet de brief, zie je, dat beloof ik niet, maar de verzen. Ik hoop ten minste dat ik tijd zal hebben om ze allemaal voor je over te schrijven. Tijd, ja, want 't zijn er wat een boel, en als ik nieuwe verzen in mijn hoofd krijg, dan schrijf ik geen oude over. En ik kan bijna geen pen in mijn handen nemen of ik denk verzen. 't Is zóo gek, 't is of ik leeg moet. Alles komt er uit, wat ik al een jaar was, en niet zeggen kon. Ik heb er nu 15 liggen, die je niet gezien heb, verbeel je 15, allemaal gemaakt gister en vandaag, gister 9, vandaag al 6.Ga naar eind2 Maar vandaag maak ik er nog meer. Maar om de verzen vergeet ik jou niet, hoor: ik heb zelfs onder 't verzen maken aan je moeten denken, want ik heb ook verzen erbij over de liefde. En de liefde en jij wonen dicht bij mekaar, weet je wèl? Ik heb je nu zoo lief, zoo lief. Dat is niet te zeggen. En ik wou dat je maar aldoor blij en gelukkig was - Ken je me nu weer, nu de verzen er weer zijn, waar ik zoo om huilde, je weet, in dien brief na mijn verjaardag en dien anderen naar Karlsbad? Dat waren ze; 't vervolg op de Zeven sonnetten. Dat is mijn afrekening: al die verzen van de laatste dagen, mijn oude leven. De Vita NuovaGa naar eind3 begint met jou. Ik wou dat je hier was, dan las ik ze je van 't klad, zooals ik ze Chris lees. Dat afschrijven vind ik niet zoo prettig, maar ik zal bedenken dat ik het voor jou doe. Gister heb ik die over de liefde geschreven met jouw twee portretjes voor me op tafel - gisteravond. Die leelijke LiesGa naar eind4 had ik toegedekt. Nee, Lies is zoo leelijk niet, ze is verschrikkelijk goedig en een beste vriendin, maar - nu ja, ik zal je maar niet ijdel maken, mooi meisje. ‘Lieve Broer’ zei Chris gisteren, toen ik hem de sonnetten had voorgelezen met éen erbij waar mijn Vader in komt.Ga naar eind5 Je weet niet hoe Chris dat zeggen kan, zie je - Ik wou dat jij me zoo gekust had als hij toen. Mijn verzen zijn veel bedaarder, zijn ze niet? Ik ben niet zoo trotsch meer, schoon eigenlijk wel, maar anders. God, ik heb een gevoel of ik niets doen kan aan die verzen. Ze komen zoo maar en ik doe er alles onder door, goed eten, goed slapen, 'n klein beetje wandelen, met mijn moeder praten. Binnen in zijn het altijd de verzen. Vanmiddag ben ik tusschen twee kwatrijen in naar den apteker gehold om een dubbeltje HoffmannGa naar eind6 te halen voor mijn zuster,Ga naar eind7 die 't overal tegelijk op haar zenuwen kreeg, 't arme kind, terwijl er niemand thuis was. En toen schreef ik weer, ik weet zelf niet hoe. Ik geloof dat ik met jou op mijn knie nog zou doorschrijven. Zullen we dat later eens proberen? O ja, ik ga later met je paardrijden. Maar ik ga | |
[pagina 553]
| |
je niet schaken. Wat 'n onnoodige moeite zou dat wezen. Ik krijg je toch, zonder dat ik je schaak. Ik ben nu natúúrlijk erg opgewonden, en toch ben ik zoo verbazend bedaard, zoó bedaard. Ik kwam Marie de Gijselaar en Anne hoe-heet-ze-ook-weerGa naar eind8 tegen, en ik heb zoo vrindelijk tegen ze geknikt. Ik ben zelfs zoó verstandig dat als ik merk dat ik me te veel zou opwinden en niet sterke verzen maken, dan ga ik heel bedaard zitten lezen tot ik van zelf weer rustiger verzen in me voel opkomen. Gisteravond heb ik zoo een beetje gelezen in Heinrich Heine und die FrauenGa naar eind9 een boek, nee maar een boek om een boek op toe te geven. Maar 't is over Heine, en veel citaten van Heine, en dat is lief.Ga naar eind10 Looy is er gisteravond niet geweest, goddank! Ik hoop dat er vanavond ook niemand komt. Dan zet ik je portretjes weer vóor me. Dat kleine Kitje met 'r jurkie, dat aardige bleekneusje, waarvan je niet weet wat ze meer doet, lachen of huilen. En die jongens achtige vroolijke ZwolscheGa naar eind11 Kit, die 't eigenlijk een beetje gek vindt zoo geportretteerd te worden naast Lies. O ja, je moet die twee ongenummerde: Vader en Moeder had 'kGa naar eind12 - en Komt nu, bedroefden,Ga naar eind13 - die moet je nummeren XXV en XXVI. Zul je 't doen. De rest is weer genummerd. Ik heb er nu 27 behalve dat voor jou, dat niet in de serie hoort. Eigenlijk is de nummering nu te beginnen met Sonnet I van de ‘Zeven sonnetten’ tot en met 34. Ik vind 't heerlijk dat niemand ervan weet dan Chris en wij. En soms weet zou ik lust hebben ze te laten drukken op zakjespapier en ze voor 'n bagatel te verkoopen, dat toch iedereen ze kon lezen en er zijn voordeel mee doen. -
Nee kindje, 't is waarachtig geen doen, al die verzen overschrijven. Ik heb er nu weer een bijgemaakt en ik heb geen rust als ik er vanavond niet mee doorga. Maar ik zal je die vijf sturen, die ik Chris heb voorgelezen. De andere schrijf ik dan af en toe over, of heelemaal als ik niets meer te zeggen heb. Is het goed? Zooveel verzen overschrijven van 'n klad, dat hier en daar zoo geknoeid is, kost zóoveel tijd en oplettendheid, en die hèb ik nu niet. Er is ook geen bijhouden aan, hè? Stop je ze allemaal in je mooie kist? Ik zal ze eens bij je komen lezen, dat zal aardig zijn, zoo netjes geschreven. Ze zijn allemaal in 't zelfde schema met vrouwelijke rijmen. Vrouwelijk, hoor je - dat is omdat ik nu een vrouw heb. Vroeger schreef ik die nooit; altijd mannelijk.
6 uur - Zoo, nu heb ik gegeten en weer een sonnet gemaakt. Nu ga ik wat voor je overschrijven. Zie zoo, die vijf krijg je dus. 't Is ook eigenlijk beter dat je ze apart krijgt en niet samen met de volgende, die weer zoo heel anders zijn. | |
[pagina 554]
| |
's avonds ½ 10.
Nu kindje, je hebt ze allemaal. Ik heb overgeschreven en zelfs bijgemaakt. Je hebt er nu 19, geloof ik. De nummering is weer anders, doordat ik er heb tusschen-gevoegd. Wat ben ik precies op die nummers hè. Ja, dat moest wel, anders verlies ik 't geheel uit 't oog. Ben ik nu geen brave jongen en heel erg lief? Ik geloof toch dat deze verzen en die ik je al heb gestuurd, geen kinderen werk zijn. Dag Kitje - Of ik zal maar nacht zeggen. Wat zal ik vannacht slapen. Dag Nacht allerliefste Albertje. |
|