Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888
(1995)–Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermdW.J.T. Kloos aan A. Verwey [1?.10.88]Ga naar eind1Liefste Albert, het spijt me zoo heel erg, dat ik gisteren zoo leelijk ben geweest, om door mijn gepraat den indruk van die mooie verzen te bederven. Och, ik zou zoo graag goed voor je willen zijn en je gelukkig maken, maar ik ben dikwijls zoo egoïstisch en koud geweest, en daarom denk je dat ik het niet meer kan. Wat er in die verzen voor hards en hoogs staat, daar moet je alleen de mooie kracht van zien, hoor: 't was niet leelijk in me, dat verzeker ik je, verdoemd mooi, maar nu Mijn trots heeft zich thans uitgezongen,
De liefheid komt weêr aan het woord.
Zij hebben beî naar mij gedongen:
De liefheid won, de trots verloor 't
Waartoe toch dient het trotsch te wezen?
Ach, die ijdelheid van 't Ik!
Wat in mijn oogen staat te lezen,
Verstaat hij toch elk oogenblik.
Of ik nu al met beide handen
Mij aan mijn liefste droomen klem,
Mijn lot toch is in zijne handen,
En ik vertrouw, vertrouw op hem.
| |
[pagina 530]
| |
Hij zal mij niet begeven,
Als ik zoet stille blijf,
En hem het zwaarst van 't leven
Door lievigheid verdrijf.
Want schoon hij al zoo stroef ziet
En wat hij ook al doet
'k Weet, dat hij binnen droef ziet
Om al 't verloren goed
En mocht ik nooit herwinnen
Wat ik toch eens bezat
Zijn eenig zoete minnen
En al dien lieven schat
Dan moet ik maar bedenken -
Al is het ook wel hard -
Dat waren slechts geschenken
Van zijn algevend hartGa naar eind2
Zie je, zulke verzen heb ik nooit gemaakt - ze zijn niet veel waard, maar ze zijn gevoeld - en zulke dingen heb ik nooit gezegd tegen niemand, omdat, dat andere erin zit, dat willen hebben, dat ik. Dat is er nu uit, uitgekomen in heerlijk-mooie dingen, vind je niet? Ik mag dat zeggen, omdat ik zelf niet weet, hoe ze geschreven zijn, in twee dagen, allemaal. Dat is me nog nooit gebeurd, dat het zoo gauw ging. Ik verveel je toch niet, nee, nietwaar, liefste lief, 't is allemaal aardig en prettig. Och ik ben zoo gretig geweest en heb zoo verlangd Verlangd naar streelingen van handen
Gespeel door lokken en gevlei
En innig-vaste, warme banden
Van armen om mij allebei
Ik heb het toch bezeten
Wat zoo begeerlijk was
En zoo gij 't zijt vergeten
Ik weet nog hoe het was.Ga naar eind3
O, ik ben zoo gelukkig geweest, zonder dat ik het merken liet. En ik zal het weêr worden, als ik je maar van tijd tot tijd zien mag. Dat mag ik toch, nietwaar? Ik zal heel lief en stil zijn. Van gisteren, dat kwam, omdat ik die verzen had voorgelezen, dat maakte mij weêr zoo vreemd. | |
[pagina 531]
| |
Nu dag, allerbeste, allerliefste, ik zal Woensdag net zoo zijn, als nu. Ik maak nu heel andere verzen. Dat op de zeeGa naar eind4 is mooi, nietwaar? Zeg me dat Woensdag eens. Jouw ik zet maar geen naam.
Stuur me wat schoon goed, en laat het vuile in Amsterdam wasschen, wil je. Ik heb zoo graag schoon ondergoed. Dag. |
|