Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888
(1995)–Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermdA. Verwey aan K. van Vloten [13.9.88a]Ga naar eind1Donderdagavond
Daar ben ik weer uit Bussum terug. Ik ben heel blij want ik heb een mooien avond gehad. Goes, kloos en ik waren met zijn drieën: in den trein vond ik alles al zoo heerlijk, zoo'n groote, klare vooravond, waarin land en lucht zoo eenvoudig en duidelijk voor je staan. Martha kwam ons tegemoet voor het huis: ze was erg opgewekt, zoo vroolijk als ik haar eigenlijk nooit gezien heb, zóo, denk ik, als Free me indertijd schreef uit Italië, dat ze dáár was. Toen Free thuis was - hij had uitgemoeten op zijn velocipède - had ze oogenblikken dat ze op haar hurken naast hem zat, - en toen kloos een gekke bijdrageGa naar eind2 voorlas waarin stond van iemands ‘lachende lief’, toen lachte ze heel mooi, hardop, en zei, god dat is wel aardig, dat lachende lief. En Free zei: dat ben jij nu, dat lachende lief. - Goes probeerde telkens stukjes van zijn brochure over Sw. Abrhamsz aan den man te brengen, en wij luisterden vriendelijk. Na de thee hebben wij boven vergaderd, gezellig, rookende, pratende over de zaken en over de kennissen, over Breitner, die asthma heeft en niet drinken mag, maar daarentegen een bestelling van 50 teekeningen à ƒ 100. - 't stuk uit Londen heeft gekregen; - over Veth, die zijn aandeel graag had overgeschreven op iemand anders - zijn geld-aandeel N.G.n.l.Ga naar eind3 - en dat Free zei dan maar op zijn naam te plaatsen. Daarna nog even beneden. Kloos bleef slapen en Goes en ik gingen naar den trein toe. Een keer noemde Free jouw naam en zei tegen kloos dat hij van jou | |
[pagina 508]
| |
gehoord had dat Kloos zoo goed schaken kon. Toen heb ik me gauw omgedraaid, want ik voelde dat ik bleek werd. Ik kan je naam niet hooren uitspreken zonder altijd diezelfde ontroering. In den trein heb ik Goes laten lezen in zijn brochure, en heb net gedaan alsof ik sliep. Maar ik deê niets dan me gelukkig voelen. Juist toen we in den trein wilden stappen stonden Veth en Anne achter ons. Goes maakte Veth gelukkig met het bedrag van zijn aandeel. Anne zag er aardiger uit dan ik haar nog gezien heb, in een kort grijs manteltje, en een klein grijs kastoren hoedje op, Engelsch-achtig. Zij mag me graag, geloof ik, en toont dat door altijd als ze me gúdag zegt mijn naam uit te spreken en naar voren vallende mijn hand te drukken op de manier waarop een goedige schoolknaap de hand drukt van een student, met wien hij zich vereerd voelt kennis te hebben gemaakt. Vin-je 't aardig, mijn Bussummer avondje? Vin-je 't mooi? Ik heb er vroeger wat over gevloekt tegen mijn eigen dat ik nooit natuurlijk tegen je zijn kon. Dat was toen mijn eenige natuurlijkheid zou geweest zijn je hoofd tusschen mijn handen te nemen, en dat wist ik of dorst ik niet. Maar nú voel ik dat ik wel natuurlijk ben, dat ik van dag tot dag natuurlijker tegen je word. Voel jij dat oók? Nu mag ik ook je hoofd tusschen mijn handen nemen, nu weet ik dat ik het wil èn ik durf het. Nu ja, niet-waar, mooi durven, terwijl |
|