me dan, want ik kan uit mijn gedachtelooze hoofd niets anders opdiepen dan: verzen zijn verzen en romans zijn romans enz. Je wilt zeggen dat ik een beetje meer van rowans moet houden - zoo, is dat een nieuwe kunstsoort? Mij wel. Maar nu houd ik van verzen, jawel, ik hou allemachtig veel van verzen, goeie verzen, die zijn, wat je noemt, poëzie, poëtisch, dichterlijk, - en romans, die zijn van proza, en proza dat is prozaïsch, dat is alledaagsch, d.i. de taal van de prozamenschen, en nu ik eenmaal het pleizier heb van verzen te kunnen hou'en, nu heb ik me niet optewinden voor proza. Geen schepsel maakt me wijs dat ik, die een stuk van een poeet ben, me prozaïscher moet maken dan ik al ben. Ik zou je best verdomme... Proza, dat praat ik, en ik schrijf het, zoo soms ja, omdat het nu eenmaal de conversatietaal is, de taal waar je van allerlei in vertellen kunt, maar als ik niet onder de menschen was, schreef ik nooit proza. Op de maan b.v. zou ik er niet aan denken.
Jij doet allemachtige pleizierige dingen met proza: je weer hoe ik daarover denk. Maar overigens: proza blijft proza voor me, en verschil zie ik tusschen gedichten of boeken niet anders dan dat ik van dit weer en van dat minder en van wat anders in 't geheel niet houd.
Je neemt me niet kwalijk hè, dat ik dat zoo maar gedachteloos-weg voor je opschrijf?
Je laatste brief was vol van je gewone beminnelijkheid en ik brand naar een gelegenheid om je mijn dankbaarheid voor zooveel vleiende woorden mondeling te betuigen.
Inmiddels
tt
Albert Verwey