Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888
(1995)–Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermdA. Verwey aan K.J.L. Alberdingk Thijm 17.2.88Rozengracht 57 Amsterdam 17 Febr. '88
Amice, Je doet me een groote aangenaamheid aan met zoo belangstellend aan te dringen op wat ik uit mezelf niet zoo maar zeggen dorst. Ik ben namelijk erg bang voor alles wat deftig en gewichtig is en ik zou het erg deftig en gewichtig hebben gevonden, als ik zoo maar een brief aan je begonnen was, met: ‘Ziet ge, waarde vriend, wat ik in mijn vorig schrijven met die en die opmerking bedoelde’ - of ‘Sta me toe, amice, je ter nadere opheldering van mijn vorigen’ - etc.etc. Akelig, zoo iets. Vooral omdat ik met mijn zinnetje over de schade, die de causeur V. Deyssel den artist Van Deyssel aandoet, zoo iets heel gewoons bedoelde. Ik bedoelde: omdat jij zoo gemakkelijk gebalanceerde volzinnen schrijven kunt, die iets van je gevoel, je gevoel nagenoeg, uitdrukken, verzuim je eerder dan ik goed vind het nauwkeurig zijn in 't uitdrukken van je heele gevoel. Ik bedoel dat niet als een detail - maar als een algemeene opmerking. Ik heb twee voorbeelden, die niet compleet, maar toch zeer inlichtend zijn. 1e Op bl 8 van je eerste deel beschrijf je Mathildes gewaarwordingen op haar kamer: een vreemde wind langs het behangsel etc. In afl 2 jaarg I van de N.G. staat een Sonnet van je dat uitdrukt jouw gewaarwordingen op je kamer: 'k Hoor in den wind, die langs de ruiten henen en door de schouwe klaagt etc.Ga naar eind1 Nu vind ik dat die pag 8 iets inhoudt van de bedoelde gewaarwordingen, en dat de verzen in de N.G. ze volledig uitdrukt. In no 1 schreef je iets dat je wist met een beetje van het gevoel dat erbij hoort. En no 2 schreef je het gevoel zelf met de nauwkeurigheid van iemand, die zich verrast voelt door het weer in hem opkomen van dat gevoel en het wil, já wíl vasthouden. De volzinnen uit een Liefde zijn, in geluid en rhythme van de bij dien inhoud passende gevoeligheid. De verzen van het Sonnet zijn in klank en | |
[pagina 409]
| |
beweging de voor mij eenige en onmiddellijk op mij werkende vertegenwoordigers van jouw éenige gevoel. Of mijn lichaam wordt aangedaan door zúlk een nachtwind of door jouw verzen, de aandoening is eénerlei. En dat is toch de kunst, nietwaar? geluid te maken dat gelijk is aan aandoening, en gelijk aan wat uit de wereld om ons heen, aandoening geeft. Voorbeeld 2 is: Ergens, ik weet niet precies waar in je 13de hoofdstuk vertel je dat de kleuren weenden om Mathildes hoofd.Ga naar eind2 In je brochure over Netscher zeg je: de teêre tinten zijn nooit komen weenen om zijn hoofd... Ik beweer dat in het tweede meer dan in het eerste dat gevoel van het weenen zit. Is dat niet zoo?
Ik geef deze twee voorbeelden omdat ze de eenige vergelijkende zijn die ik maken kan. Maar ik ben zeker dat als jij, ook in hoofdstuk 13, de volzinnen van je boek naleest en dan vraagt, bij iederen volzin: Drukt die volzin, door zijn klank, zijn rhythme, zijn beteekenis - níet herinnert bij me door ál die zaken aan het een of ander dat ik wel eens gezien of gevoeld heb, - maar drukt hij uit, is hij, de eene, eenige aandoening en verbeelding, die ik toen ik hem schrijven ging, schrijven woú? - ik ben zeker als je dat vraagt onder het lezen, dat je dan op allerlei plaatsen denken zult: ik had het precieser moeten zeggen, om het nu precieser te zien. Jij hebt indertijd - je was toen nog heel jong - eens een definitie van 't Schoone geschreven - waár weet ik niet recht meerGa naar eind3 - en daar schreef je in dat men niet mooi moet vinden met zijn gedachte maar met zijn onmiddellijk gevoel. Zoo iets ten minste. Vind je dat niet nóg juist? Ik beweer dat men in je boek teveel onthouden moet, te dikwijls zeggen: wacht, eerst dit, dan dat, dus nu was die tuin of dat huis of die stad zoó. Als je heel precies je intieme aandoening geeft kan dat niet voorkomen, want een aandoening is een gebeurtenis van eén moment, en daar kán je niet in wachten. Of wil je dat niet: énkel aandoening? Nog een konklusie: een aandoening is een gebeurtenis van eén moment. Een stad kan je zoo'n aandoening geven. Eén aandoening - eén moment. Jij schrijft, zal ik zeggen een stadsgezicht, van tien bladzijden, of al is 't maar eén bladzijde - is die eén moment? is die dan eén aandoening. Ik lees zoo gauw niet. Ik onthoud zoo lang niet. Of wil je niet enkel aandoening? Maar over of men beschrijvingen maken moet, en over wat aandoening is, zou men zooveel kunnen schrijven. Schrijf je me nog eens? tt Albert Verwey
Kloos is aan een langen brief voor je bezig met allerlei curiosa. |
|