A. Verwey aan J.A. Alberdingk Thijm 24.1.88
Rozengracht 57
24 Jani '88
Zeer geachte Heer,
Den heer Priem ken ik sints meer dan een jaar als een jong hulp-onderwijzer uit de provincie, uit Amersfoort geloof ik. Hij heeft me een paar maal bezocht en stuurde herhaaldelijk dicht- en prozawerk, waar ik niet veel in zag. Vroeger schreef hij, als Asliveri, in 't Weekblad van de Amsterdammer, versjes. lk geloof wel dat hij eerlijk is.
Het stukje over Karel in de Portefeuille is de zooveelste van de zooveel laagheden, die de Redacteur van dat blad op zijn geweten heeft. Die redacteur is voor mijn vrienden en mij, sints de oprichting van de Nieuwe Gids, de man, dien men niet noemt, waar men zich nooit meê moet inlaten, die niet bestaat dan in zijn eigen verbeelding en in die van hen, die geloof aan hem slaan. Hij is de literaire intrigant van de laatste jaren.
Ik hoop dat U me ten goede houdt, dat ik ondanks Uw welwillende