Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888
(1995)–Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||
A. Verwey aan F.W. van Eeden 17.10.87Ga naar eind1Niet verzonden brief/concept.Rozengracht Amsterdam 17 Octr '87
Beste Free, Ik heb in de laatste weken over de N.G. nagedacht. Wij zijn nu in ons derde jaar, hebben een tamelijk aantal abonnés, hebben geen klagen over onze medewerkers, - maar moet dat álles zijn? Ik dacht: het aantal abonnés neemt al sints geruimen tijd niet meer toe? Wat is daar de reden van. Is daar de reden van deze: dat onze literatuur nu die eenmaal na veel gestribbel erkend is, blijkt toch eigenlik maar een klein stukje van de literatuur van Nederland te zijn? Dat onze wetenschap, met haar beetje Geneeskunst, filosofie en scheikunde toch eigenlijk maar een klein stukje nationale wetenschap is? Dat ons praten over kunst een toegift is, wel aardig, maar die weinig menschen interesseert, zoo min als ooze kunst - zelf? Ik geloof dat het zoo is. Ik geloof dat als men vraagt: wat is het geestelijk leven van Nederland, en men gaat dat geestelijk leven opzoeken in óns tijdschrift, men dan wel een uiterst delicaat, en buitengewoon supérieur gedeelte van dat leven zal aantreffen, maar toch ook maar een heel, heel klein gedeelte van wat dat leven werkelijk is. Bij de soort en de hoeveelheid geestelijk leven, die in de N. Gids aanwezig is, hebben op 't oogenblik maar een klein deel van de lezende Hollanders belang. Nu, voor ons tijdschrift is allereerst noodig, dat er heel veel Hollanders belang bij hebben. Daar bestaat het voor. Alleen, áls dat gebeurt, kan het, ondanks het welvarend bestaan van den Ouden Gids, óok welvarend bestaan. Kloos en ik, omdat we dat zoo hebben ingezien, wilden tegen de eerstvolgende vergadering een voorstel doen. Het volgende voorstel: Ten eerste: dat voortaan álle inkomende werken, van werken aard ook, 't zij dan romans, wetenschappelijke werken, of brochures, aan de leden van de Redactie worden gegeven ter bespreking, 't zij dan dat zij ze zelf bespreken of het laten doen door een ander, die daartoe in staat is.Ga naar eind2 Ten tweede, dat aan ieder van de redactieleden wordt opgedragen te letten op het uitkomen van werken, elk redacteur op het uitkomen van zulke werken, als behooren tot een rubriek, die op de vergadering zal worden vastgesteld zijn rubriek te zijn. | |||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||
|
|