Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888
(1995)–Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermdW. Doorenbos aan A. Verwey 10.10.87Brussel 10 October 1887.
Amice! Ik had al lang plan u eens te schrijven en taal of teeken van uw bestaan uittelokken. Ik wachtte tot de N. Gids kwam, die mij altijd verrukt en boos maakt te gelijk. Ook nu weer was dit het geval. Toch was thans vooral het genot veel grooter dan 't verdriet. Ik dank voor de toezending en van uwe sonettenGa naar eind1 in 't bijzonder. Wat hebt gij u geweerd! De vertaling van Marlow moet moeilijk geweest zijn Over't congresGa naar eind2 was goed - maar de arme Vlamingen, die, als de Walen, geen steun in een groot land als Frankrijk hebben, moeten zich met ons behelpen en nu mogen wij wel wat gastvrijer wezen en helpen-niet afstooten als gij doet. Hadden de Nederlanders opgepast in vroeger tijd, dan sprak men nu in N. Amerika Hollandsch als in Z. Amer. Spaansch. In Afrika dobbert thans de kans. Het is noodig voor ons volk en onze letterkunde een uitgebreider gebied te hebben of wij komen er onder. Dat gij van Vloten tegen den laffen de Vries en tegen den stijven bekrompenen Spruit verdedigde, doet mij goed. Over kunst zijn uwe theorien mijns meenens te onvast en willekeurig doch hierover zouden wij moeten spreken en ik hoop u eens bij mij te zien om dat te doen. Het stuk van GerhardGa naar eind3 is het eenige dat mij niet beviel - Over VosmaerGa naar eind4 is flink. In 't algemeen zijt gij allen meer philosophisch-lyrisch dan historisch-episch. Uwe taal begint al meer de bastaard woorden los te laten, wezenlijk een geluk. Er kan echter nog veel vallen, waarom spreekt gij nooit van sterke diepe geweldige indrukken, die hevige aandoeningen wekken, welke zich uiten in zang en maat. Ik geloof dat zingen en dansen het eigenljke van een dichter is, terwijl een prozamensch met loopen, zelfs wel eens in maat, te vreden is - | |
[pagina 344]
| |
Dat gij ook over teekenenGa naar eind5 schrijft, vind ik vreemd. Ik zou liever zien dat gij bij de Grieken de natuur gingt opvangen. Hun taal was muzikaler dan de onze en van rythmen leefden zij - Vroeger leerde ik altijd: de klank van een woord is de muziek die bij de gedachte behoort; de Hellenen gevoelden dit. Bij de nieuwere volkeren is te veel vreemds ingeslopen om die stelling vol [te] houden - Wanneer gij en anderen uitvaart tegen rhetoriek en ik stukken van AletrinoGa naar eind6 en A. PrinsGa naar eind7 in N. Gids zie, denk ik: Men heeft het meest van hen die men berispt en 't minst van hen, die men bewondert. - Eene meening, die niet altijd uitkomt - Hoe in taal veel subjectief is, blijkt o.a. uit de rilling die ik onderga, als gij de n negeert en o.a. zegt 'k liet ze prate.Ga naar eind8 Dat is dialect - leelijk dialect - in de mond van nufjes en Hagenaars, die te week zijn om vol uit te spreken. Dat slijten van eind uitgangen maakt een afgesleten taal. De Hollanders omgeven van vreemden doen het gaarne en in zooverre hebben de West Vlamingen gelijk, die zeggen ‘ons dialect wint het van het hunne. Wij bewaarden de natuur’ Met genoegen las ik overigens uw verzen al hoop ik eens Persephone voleind te zien en dat gij te jong zijt om al een vaste manier van denken en gevoelen aan te nemen Doch ik meet uitscheiden - want ik heb lastige drukten bij eene verhuizing die mijn adres maakt: Brussel, rue d' Aurore 19
Vaarwel en groet de vrienden tt W.D
Ik ken uw adres niet en schrijf maar Hemonystraat 13.Ga naar eind9 Als gij nu eens schrijft zal ik juister en uitvoeriger antwoorden dan ik tot dusverre deed. Als gij iets lezen wilt, dat uwe gedachten opwekken zal, lees dan Bakes Oratio de humanitatis laude 1829,Ga naar eind10 die man zei: eloquentia est virtus.Ga naar eind11 - of om de aardigheid: A. Pierson over Swinburne. Gids 1878 no 10.Ga naar eind12 - Voor de historie van denken in ons land is dit goed. |
|