Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888

A. Verwey aan F.W. van Eeden 28.5.86

Nassaukade 74

28 Mei 1886.

Beste Free,

Ik heb grooten lust je een beetje te kapittelen. Foei, foei! zulke booze vermoedens aan Kloos¹ te schrijven. Weet je wel, dat mijn advies omtrent de kwestie Karel al twee weken oud was vóor de Koo zijn stuk² schreef. Nu wat anders. We waren gisteravond juist bij Goes en toen heb ik een voorstel gedaan. Kloos had van de week eerst een Figaro met een stuk over Shelley door G. Moore,³ en vandaag een heel vriendelijken brief, van Netscher gekregen, met belofte erbij van een bijdrage⁴ voor de volgende maal. Daar de verhouding nu zoo gunstig bleek, heb ik voorgesteld de letters L.v.D.⁵ nu nog te drukken. Het kon nog net. Kloos had Karel als reden voor het weglaten van de letters Netscher's boosheid opgegeven en kan nu als reden voor het bijvoegen de zekerheid aanvoeren dat Netscher niet boos is. Nu ziet Karel meteen dat ons handelen heelemaal het doen is van voorzichtige tijdschrift-redacteuren. Is nu niet alles goed in orde, wat dit punt betreft? Heusch, voor de rest behoeven we ook niet bang te zijn, en als de tijd en de omstandigheden er goed voor zijn, dan zul je eens zien hoe ik mijn best zal doen om gedaan te krijgen, wat ik nu tegenwerk.

Wat heb je Karel geschreven? En Netscher? Het was toch goed, dat ik je brief aan Kloos las?

K. en ik hebben afgesproken om, als we Maandagochtend de afleveringen hebben direct naar Bussum te sporen en matinée litéraire te houden met jou & Martha. Is dat naar zin? Maar dan blijven we ook den heelen dag. Heb je levensmiddelen genoeg, anders zullen we spoormandjes en handkoffers klaarmaken.

Groet Martha en wees gegroet

van Albert

1 Dit betrof ‘de kwestie Karel’: de discussie in de redactievergadering van 25 mei 1886 over de vraag of Alberdingk Thijm (ps. Lodewijk van Deyssel) al dan niet het redacteurschap van De nieuwe gids aangeboden zou worden. Verwey was tegen. Van Eeden schreef Kloos op 26 mei 1886 dat hij vreesde dat Verwey ertegen was omdat hij wel eens jaloers op Van Deyssels succes (zie noot 2) zou kunnen zijn. Op deze brief, afgedrukt bij's-Gravesande 1955, p. 99-101, reageert Verwey hier.

2 N.N. [J. de Koo], ‘Nieuwe Gidsen’ (2 delen). In: De Amsterdammer. Weekblad voor Nederland 10 (1886) nr. 464, d.d. 16-5 1886, p. 1-2, en nr. 465, d.d. 23-5 1886, p. 2-3, waarin hij L. van Deyssel te midden van ‘heel het jonge Holland’ ‘hun beste prozaschijver’ noemt in een vergelijking tussen Lodewijk van Deyssel, Over literatuur en Willem Kloos en Albert Verwey, De onbevoegdheid der Hollandsche literaire kritiek.

3 G. Moore, ‘Le poète anglais Shelley’. In: Le figaro d.d. 22-5 1886.

4 Frans Netscher, ‘Het daghet uyt den oosten’. In: De nieuwe gids 1 (1885-1886), deel ii, p. 333-361.

5 Kloos vreesde dat Netscher zijn medewerking aan De nieuwe gids op zou zeggen wanneer nu meteen na Van Deyssels aanval op Netscher in Over literatuur een aantal bijdragen van Van Deyssel met naam en toenaam in één nummer van De nieuwe gids geplaatst zou worden. Werd Van Deyssel vast medewerker dan had hij er geen bezwaar tegen Van Deyssels naam onder de bijdragen te laten drukken, zo niet dan moesten ze anoniem verschijnen. Ten slotte plaatste hij er twee (L.v.D., ‘Losse stukjens literatuurbeschouwing’. In: De nieuwe gids 1 (1885-1886) deel ii, p. 256-263).

[p. 166]

Vanmiddag wou ik nog even naar je toegaan, maar op het Rokin bedacht ik me dat je naar Bussum was verhuisd.