of omzien de deur uit voor een wandeling. Het was een heerlijk gezicht, als door radar bewogen ontweek hij obstakels en tegenvoeters en keerde na precies dertig minuten met gelijke tred terug. Het verbaasde iedereen toen het aantal van zijn handelingen na een maand of wat met één uitgebreid werd, plotseling, alsof iemand op een nog niet eerder ontdekte knop had gedrukt.
Het was eind augustus, een dinsdag. De thee was nauwelijks rondgedeeld of hij stapte uit zijn stoel in de richting van Connie, de typiste, een 28-jarige kantoorveteraan. Ze stond bij het raam naar buiten te kijken, de gracht over, ze was zeker een kop groter dan hij en hij moest hoog reiken om haar op de schouder te tikken.
Hij gaf haar een briefje en zei: ‘Wilt u dit even lezen?’
De tekst, bijna onleesbaar van sierlijkheid, luidde: ‘Geachte Juffrouw, zoudt U mij het genoegen willen bereiden Uw avond heden te mogen verzorgen? Hoogachtend, Kwee.’ Met datum en adres keurig erboven geschreven. Ze las en herlas en rondom hen verstomden de gesprekken.
Kwee wachtte af, met iets verhoogde gelaatskleur. Toen keek ze op, verbaasd, en knikte stom, waarna hij prompt rechtsomkeert maakte en terugstapte naar zijn plaats.
Haar lachen bewaarde ze voor het moment waarop hij even niet aanwezig was. ‘Ik zei ja voordat ik het wist, het zal me wat worden vanavond!’
Juffrouw Smets zei bezorgd en jaloers: ‘Kijk maar uit, je weet het nooit met zo'n buitenlander.’
Het was dinsdagavond, een heldere en warme dinsdagavond. Kwee trok zijn goede blauwe pak aan en knutselde een dikke gegalonneerde knoop in zijn das. Aan de vouw in zijn broek kon men zich snijden, het vet in zijn haar garandeerde van die zijde een goedvallende avond. Hij dronk een klein glas sherry en keek met nieuwe ogen zijn kamer rond. Een zeer nette kamer, boeken stonden liniaalrecht naast elkaar op de planken, zeven kleine en grote lampen zorgden in talloze combinaties voor verlichting.
Er is niets ergers dan een gezellige kamer voor één per-