Snipper 42
Doodgaan (4 en slot)
Lang geleden had ik een grote broer. Ik schreef over hem: ‘Hij stierf, zes jaar oud, in 1944 in kamp Ambarawa 6 en ik heb maar één herinnering aan hem. Hij zat rechtop in het bed van het ziekenzaaltje, een vrolijk en druk kind, en vertelde opgewonden dat hij die dag iets raars had beleefd: hij moest niezen en lachen tegelijk! “En, wat deed je?” vroeg ik gespannen. Ik was zijn jongere broertje, ik had nog veel te leren.
Wat hij antwoordde is uit mijn geheugen gewist, ik moet het doen met dit ene beeld van hem.
Hij ligt nu alweer bijna 70 jaar op begraafplaats Kembang Kuning in Surabaya, maar hij wordt geen dag ouder. Ik wel, en van grote broer is hij intussen mijn kleine broertje geworden.’
Dankzij mijn boek Weg uit Indië kreeg ik een mail van Mia Verbeek, een nu 85-jarige die als meisje van 16 mijn broertje had helpen begraven. Ze had begrafenisdienst.
Ze schreef erover in haar kampdagboek:
‘- Twee sterfgevallen vandaag. Een oude man Lamers en Robbie, een zesjarig kereltje, dat veel ziek is geweest. Zo ontzettend mager en uitgeteerd.
Zuster van Anken vroeg mij om te helpen met de begrafenis. In de polikliniek stonden de twee kisten opgesteld.
Tien meisjes in het wit (waaronder ik) er naast. Zes voor Hr. Lamers, vier voor Robbie.
Dokter Lodder, in grijs pak gekleed, was er.
- Mevrouw Lamers kwam snikkend binnen om afscheid te nemen van haar man.
Toen pakte dokter Lodder de hamer en timmerde met luide