Het algemeen programma van het tijdschrift blijft hetzelfde: er zal, nu als vroeger, gesproken worden over kunst en kunstenaars - oude zowel als nieuwe, uitheemse zowel als inlandse -, oorspronkelike belletrie van Nederlandse schrijvers zal het licht zien; de jongste werken van onze eigen en ook wel van andere literaturen zullen behandeld worden; alle merkwaardige kunstebeurtenissen, de wereld door, zullen aangestipt worden...
Bij het schriften van ingezonden bijdragen zal echter - evenzeer in het belang van de medewerkers zelf als in dat van het tijdschrift - met groter strengheid worden te werk gegaan.
De tot heden wat dunne schaar van onze medewerkers is merkelik vermeerderd. Van nu af bezitten wij bijdragen van de volgende reeds vroeger of pas nu voor 't eerst aan onze uitgaaf verbonden artiesten en schrijvers: Baertsoen, Bauer, Briët, Claus, Doudelet, Leo Frederic, Albrecht en Julius de Vriendt, Ismaël Gentz, Edmond van Hove, Melchers, Karel Mertens, Frans van Leemputten, Haverman, Fernand Khnopff, Jakob Smits, Hendrik Luyten, Antoon van Welie, Edmond van Offel, Wenckebach, - Dr Max Rooses, Guido Gezelle, Emants, Marie Boddaert, Victor de Meyere, Henriëtte Wythoff, Hendrik de Marez, Dr Edw. Koster, Jacob Winkler Prins en anderen.
Met Duitsland - waarvan wij hier te lande noch steeds àl te weinig weten - zijn nauwere betrekkingen aangeknoopt. Nu vooral, dat aan gene zijde van de Rijn de belangstelling voor Vlaamse letteren en kunst evengoed als voor onze eigenlike Vlaamse taalstrijd levendiger is dan ooit te voren, levendiger zelfs dan in enig ander land, schijnt ons het ogenblik gekomen om het te beproeven, niet alleen onder de beschaafde Platduitsers maar ook onder de geletterde Hoogduitsers vrienden voor onze eigen letterkunst en lezers voor onze eigen schrijvers aan te werven. Wij menen overigens te weten, dat vele van ons lezers, en niet onder de eigenlike letterkundigen alleen, gelukkig zullen zijn nu en dan gelegenheid te hebben, om met enige bijdragen van de beste Platen Hoogduitse schrijvers kennis te maken. Van heden afhebben wij niet alleen stukken in dicht en ondicht van enige van de beste jongere Hoogduitse auteurs, als Otto Julius Bierbaum, Fritz Bley, Gustaf Falke, Dr Caesar Flaischlén, Karl Henckell, Arno Holz, Meier Graefe, maar ook van de uitstekende oudere Plat- én Hoogduitse poëten: Professor Dr Klaus Groth en Johann Meijer.
Biezondere zorg wordt besteed aan het iellustratieve gedeelte. Het is de vurige wens van de uitgevers, naast fotografieën van schilderijen of beeldhouwwerken zoveel mogelik oorspronkelike tekeningen, houtsneden en etsen te kunnen geven, en aldus steeds minder en minder aan de mekaniese wedergave overte laten.
In al wat ze opneemt, in al wat ze beoordeelt, wil ‘De Vlaamsche School’ zich enkel bezighouden met de vraag, of het werk inderdaad kunstwaarde bezit, onverschillig van welk kunstenaar het komt, tot welke kunstrichting het behoort. Ze wil zich zover mogelik verwijderd houden van alle vooringenomenheid vóor of tégen enige strekking; ze wil niet bij voorbaat veroordelen of ophemelen, zij wil volgens de breedste kunstopvatting, volgens haar eerlikste overtuiging en naar haar beste krachten de waarde van kunstenaars en kunstwerken van eiken aard, van ieder gehalte, van ieder tijdperk vaststellen.
Personen kent ze niet. Ze kent enkel de kunst. - En ze biedt gastvrijheid aan al wie in Nederland kunst voortbrengen kan.
In haar tietel: ‘De Vlaamsche School,’ leze men niet een elke andere uitsluitende liefde voor de schilderschool van Vlaanderen, evenmin een tendens-begrip van ‘school’ in 't algemeen. - Zij draagt haar naam enkel uit fierheid op de wereldroem, die de kunst van haar geboortegrond zo terecht verworven heeft.
Als geïellustreerd kunst- en letterkundig tijdschrift, in het opzicht van de uitvoerig tevens artiestiek, staat ‘de vlaamse school’ nagenoeg alléen in de beide Nederlanden.