De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914
(1982)–Raymond Vervliet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |||||||||||||||
Neen, lezer; er is spraak, van een Limburgsch Tijdschrift dat, als God belieft, met Februari 85 zal uitkomen voor alle liefhebbers van Taal, Letterkunde, Zeden en Gebruiken. Geene gazet! Maar een bladje dat u maandelijks acht bladzijden wat zal t'huis brengen over onze Taal en onze Letterkunde. Niet over het hooge hollandsch maar over onze frissche levendige schilderachtige volkstaal, over onze limburgsche vlaamsche taal, over hare gewrochten nu en voortijds. Hebben wij dan een limburgsche taal?... Antwoord zelf op die vraag gij die zoo dikwijls gezegd hebt: ‘Dat boek is niet te lezen! Dat vlaamsch versta ik niet!" - Hebben wij eene limburgsche Letterkunde? ... Ja, en nog wel eene rijke. Denk maar aan het Leven van Sinte Lutgardis van Tongeren; denk maar aan den Spalbeekschen Heynrick van Veldeken die het Leven van Sint Servaas dichtte. O ja, wij hebben in Limburg eenen taalschat die niet gewaardeerd wordt; wij ook hebben onze eigenaardige woorden en wendingen en volzinnen zoo wel als het rijke Vlaanderen. En die taalschat moet te berde komen, dien moeten wij voor het volk tot groot profijt onzer algemeene vlaamsche taal te voorschijn brengen. Het bladje zal handelen over Zeden en Gebruiken. Hebt gij nooit de goede Limburgers hooren klagen dat al wat vroeger kwam tegenwoordig verloren gaat? Beginnen, helaas! de jongen niet de tong uit de steken en foei te zeggen tegen alle oude goede gebruiken? Worden onze zeden allengskens niet geschoeid op den eentonigen hedendaagschen en dikwijls uitheemschen leest? Verliezen wij aldus niet al ons oud oorspronkelijk karakter! Worden wij geene slaafsche naäpers eerst, van het kleine stadje, dan van de hoofdstad der provincie en ten leste van het parijssche Brussel? Krijgen onze boerenjongens geenen afkeer van den deftigen blauwen kiel en onze hupsche meisjes van de zedige en nette dracht van moeder? Als 't vaders besteek is wie durft er nog van achter de deur uitspringen en vader onverwacht op 't lijf vallen en hem wat geven en roepen: Vader 't is vandaag de avond en morgen de dag Dat ik u weer besteken mag? Moet er nu niet een fransch(!) complementje in gebrekkige verzen deftig aan vader opgezegd worden door den kleinen snotjongen die vroeger lustig en blij met de oudere meê sprong en riep: Ik ook, Vader, ik ook! - Worden de kinderen niet bang van gaan te heelen omdat er dat zoo beedelachtig uit ziet? Waar rommelt onze rommelpot nog? ... Zie de tranen schieten mij uit de oogen als ik er aan denk hoe dat alles zoo verloren raakt! 't Was allemaal zoo goed, zoo ongekunsteld schoon, zoo oprecht hertelijk, en ik was oprecht blij toen ik deze dagen dat papierken ontving dat mij beleefd kwam darren vragen of het mij niet zou believen op het bladje in te teekenen. Wel zeker! En ik kan alle Limburgers niet genoeg er toe aanzetten mijn voorbeeld na te volgen: Eénen frank vijf-en-twintig 'sjaars - 't is niet doodelijk. Nog meer: ik ga het bladje door mededee-lingen ondersteunen; waarom zouden die en die (die ik ken) dat ook niet doen?"
| |||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||
|
|