Insekten hebben geen beenderen, ze worden in vorm gehouden door hun buitenkant, en een aantal van hen wisselen van gedaante. Tekenen is niets dan metamorfose: de handbeweging wordt een lijn, de lijn is een lintworm, de worm wordt achtergrond, figuur, teken. De lijnen worden een web, het spinnelijf wordt een gloeilamp of een kogel. De kringen in de vleugels van de vlinder worden, ondersteboven, de ogen van de uil. Libellen hebben glazige vleugels, ze dansen op het water; het zijn waterjuffers, dansende elfen, naakte meisjes. De larvale vormpjes in een reeks vroege tekeningen worden de uitgesneden en afgestripte witte stroken in de grote, bic-blauwe vlakken. Lijnen zijn blauwe schaduwen zijn vleermuizen zijn vogels. Kevers eten bladeren, bladeren wandelen als kevers, en de kevers plakken op een blad van ijl blauw.
En tegelijk houden insekten onveranderlijk hun vorm, ze herhalen steeds hetzelfde leven, ze hebben geen geschiedenis en ze zien of kennen ons niet. Het zijn monsters en robotten, kleine afdrukken van de oertijd, in serie vervaardigde exemplaren. Ze leven in een tijd en een ruimte die we slechts van bovenaf kunnen bekijken, en niet in de menselijke wereld kunnen opnemen. De buitentijdelijkheid, de volledige verwisselbaarheid van de soortgenoten, de afgrondelijkheid van het kleine, en de volstrekte onmogelijkheid om die wereld van binnenuit te zien, maakt het insekt tot een vlak waarop wat voor ons tijdeloos is, als sprookje of als mythe moet verschijnen. Een tekening van vechtende kevers is nooit een portret. Er zijn geen personages, begaan met hun eigen lot; er is geen psychologie, geen intrige, geen anekdote. De wereld der insekten wordt, wanneer hij bekeken of getoond wordt - in het werk van Jan Fabre, in de tien boekdelen met Herinneringen van Jean-Henri Fabre, de eertijds befaamde Franse insektenkenner - onmiddellijk het Théâtre de la vie, het toonbeeld van Het Leven Zelf. Geweld, liefde, dood, ontbinding, arbeid, orde, discipline, wreedheid, angst en schoonheid verschijnen er onvermengd en elementair, in primitieve kracht, als zelfstandige grootheden. In de blik op de wereld der insekten wordt de natuur vanzelf Theater, en wordt het theater Natuur.
Blaise Pascal heeft geschreven over de onvoorstelbaarheid van het universum en over ‘la disproportion de l'homme’ - over de ‘mateloosheid’ van de mens. ‘Tout le monde visible n'est qu'un trait imperceptible dans l'ample sein de la nature. Nulle idée n'en approche, nous avons beau enfler nos conceptions au-delà des espaces imaginables, nous n'enfantons que des atomes au prix de la réalité des choses’. De oneindige blauwe vlakken en wanden, de geblauwde objecten en ruim-