Dichterlyke mengelingen
(1833)–J.F.C. Verspreeuwen– Auteursrechtvrij
[pagina 43]
| |
[pagina 44]
| |
Is een kusje niet het voedsel
Van een hart door min verrukt,
Even als aen 't byenbroedsel
Honig:, als 't gebloemt' mislukt.
Is een kusje niet de balsem
Zoo van droefheid als van vreugd?
Dryft een kusje niet den alsem
Uit het zoete van de jeugd.
Waerom wilt gy dan niet kussen
Daer myn hart van liefde smoort;
Gy alleen, gy kunt dat blusschen
Door een kusje als het behoort.
Laet ons dan met wang op wangen,
De armen om den hals gekneld,
Kussen, kussen, blyven hangen
Tot dat hart aen harte smelt.
|
|