Langs groene hagen(1899)–Raf Verhulst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] In 't Park. Mijnen vriend Emiel Schiltz. Het ligt een levend gaas van teeder groen Op 't zwart en bastig net der oude twijgen. Hoor, hoe de zwachtels breken! Hoor dat hijgen Van wellust en dat heimnisvol gezoen! Het trilt een dampkring van doorzichtig goud Vol kriele, speelsche kracht en minnegloeien; De gent gaat bronstig met zijn ganze stoeien, En ritsig ritslen musschen door het hout. Op 't water kroest een rimpeling van leven En visschen koestren goudgeschubden rug; Het schrijvertje heeft alles volgeschreven En bliksemt runenteekens, wondervlug. [pagina 39] [p. 39] Ons harten klimmen in de lentekruinen Van boom tot boom, als jonge merels doen; Ons droomen rijzen, eerst met licht en bruin, en Dan vlammend als het ochtend vermiljoen. Vorige Volgende