Ik ben ik(1966)–Jan Vercammen– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Wat heeft Domien gezien? ‘Domien Domien, Domien, wat heb je weet gezien?’ ‘Ik zag eens op het ijs, op schaatsen een patrijs. Het ijs was glad als glas hoewel het zomer was.’ ‘Je liegt Domien, Domien! Dat heb je niet gezien!’ ‘Domien, Domien, Domien, wat heb je nog gezien?’ ‘Ik zag vandaag een zwijn dat sloeg de tamboerijn, terwijl het op een vat ging rijden door de stad.’ ‘Je liegt, Domien, Domien! Dat heb je niet gezien!’ ‘Domien, Domien, Domien, wat heb je nog gezien!’ ‘Ik zag een mussejong dat stak zijn lange tong naar alle vogels uit, vooruit en achteruit.’ ‘Je liegt, Domien, Domien! Dat heb je niet gezien!’ [pagina 43] [p. 43] ‘Domien, Domien, Domien, wat heb je nog gezien?’ ‘Ik zag een krokodil die van een peuleschil een nest aan 't maken was, nog wel met een terras.’ ‘Je liegt. Domien, Domien! Dat heb je niet gezien!’ ‘Domien, Domien, Domien, wat heb je nog gezien?’ ‘Ik zag een kangoeroe die danste met een koe. Hij droeg een zwarte das en een geklede jas.’ ‘Je liegt, Domien, Domien! Dat heb je niet gezien!’ ‘Domien, Domien, Domien, wat heb je nog gezien?’ ‘Ik zag eens een dolfijn die zwom in de woestijn, Hij zei me goedendag toen hij me zitten zag.’ ‘Je liegt, Domien, Domien! Dat heb je niet gezien!’ ‘Domien, Domien, Domien, wat heb je nog gezien?’ ‘Ik zag ereis een steen, ik zag er twee voor één, maar sterren, zeventien, heb ik voor één gezien.’ ‘Dat 's waar, Domien, Domien! Dat heb je goed gezien!’ Vorige Volgende