Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2

(1931)–Lodewijk van Velthem– rechtenstatus


Hoe die coninc den grave vor hem [dede] comen .xlij. Die coninc, daer ic vore af las, Ontboet den grave, daer hi was, Dat hi voren soude comen. Hi sprac: ‘Her grave, ic heb vernomen 2990[regelnummer] Dat mijn volc al es verslegen,Ga naar margenoot+ Ende het sijn liede, diet u antegen, Dat dit al es bi uwen rade Dat ic vernoy heb ende scade,
[pagina 350]
Ende soudent proeven, waers te doene, 2995[regelnummer] Dat gi gisteren vor die noene,Ga naar margenoot+ Recht alse die wijch soude sijn, Menigen gulden florijn Om Gode, ende menich bisant Selve delet metter hant. 3000[regelnummer] Ende haddier niet af gewetenGa naar margenoot+ Mijn volc waer daer niet verbeten. In hebbe niet, in ware wort, Van selsenre aelmoesse gehort. Want alse die wijch soude wesen, 3005[regelnummer] Dadi oec messe lesen:Ga naar margenoot+ Ga naar margenoot+ .X. vanden heyligen geest, Ghi hebt menich k[o]nt geweest,Ga naar voetnoot3007 Ende .x. van onser vrouwen gerede, Ende .x. zielemessen mede, 3010[regelnummer] Om dit sijn si daer alle verslegen.Ga naar margenoot+ Ende dat daer niemen was verdregen, Dat gi dit uwen sone bevaelt.’ Wat die grave daer jegen taelt, Sine onscout ende al sijn togen 3015[regelnummer] En halp niet. Vor coninc ogenGa naar margenoot+ Mosti trecken danen hi quam. Nochtan, al was die coninc gram, Hi dedem vragen daer, nu siet, Eer hi van sinen ogen sciet: 3020[regelnummer] Oft hi woude, hi soude[n] bedrivenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot3020-3021 Van al, inder coninginne b[e]liven,
[pagina 351]
Wat in Vlaendren waer mesdaen. Die grave seide: hi was gevaen, Ende ‘Ic ben in u prisoen, 3025[regelnummer] Wat dat gi met mi wilt doen,Ga naar margenoot+ Dat moechdi doen, sonder vragen, Maer waer wildine nu verdragen Dies herde onsculdich ware, Dies en bleve hi niet op hare. 3030[regelnummer] Hi seide doe: ‘Grave, gi hebt recht,Ga naar margenoot+ Bede Ghi ende oec Robrecht Souter ombe sijn ontlijft, Si hebben liever dat dus blijft.’ Dus horde grave Gyoet 3035[regelnummer] Datmen hem daer sere mesboet,Ga naar margenoot+ Hine dorste wreken, no anden,Ga naar voetnoot3036 Het waren alle sine vianden, Ende den coninc sere over hem clagen. Met fellen ogen op hem sagen 3040[regelnummer] Die haer vriende hebben verloren,Ga naar margenoot+ Wraken gerne haren toren. Hine hadden niet mogen ontflien, En haddense den coninc niet ontsien. Want die coninc dede gebieden opt hoeft, 3045[regelnummer] Elken man, des geloeft, Datmen den grave niet mesbode. Die sonne was wel na te Gode, (H)eer die grave danen sciet, Daer hi menigen viant liet.
[pagina 352]
3050[regelnummer] Die grave was coninc petrijn,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot3050 (H)en(t) hadt dat selve pont gesijnGa naar voetnoot3051 Dat hine uter vonten hief, En hadde gedaen dat gerief Hi waer daer dus bleven doet. 3055[regelnummer] Natuerleke reden hem verboet.Ga naar margenoot+ Ga naar margenoot+ Den coninc en dwanc oec niet so sere Die minne als die onnere, Diemen der cronen soude hebben gesproken, Haddijt opten grave gewroken. 3060[regelnummer] Die coninc dede maken doenGa naar margenoot+ Ene gyole vast tot Cenoen.Ga naar voetnoot3061 Daer dede hi mijn her Robrecht in .VI. weken, niet vele min, Dat hi daer in besloten lach, 3065[regelnummer] Dat hi sonne no dach ne sach.Ga naar margenoot+ Des waren sijn kindre swaer bedacht, Lodewijc ende oec Robrecht,Ga naar voetnoot3067 Die metten coninc waren bleven, Ende hebben den vader begeven. 3070[regelnummer] Hets .i. dinc, die w[e]sen moet,Ga naar margenoot+ Selense behouden haer goet. Maer het was des vaders wille. Doen sijt wisten, sine swegen niet stille, Maer gingen thans ans coninc raet, 3075[regelnummer] Ende seiden hem haers vaders staet.Ga naar margenoot+
[pagina 353]
Hi werd verlicht ende niet so saen, Ende uter donker camer gedaen, Noysint werd hi versward. Nu trect hi weder te Vlaendrenward.	margenoot+ (5) [tekstkritische noot]3001 waer hs.: w'r 3007 kont hs.: kint 3009 zielemessen hs.: ziele messen 3020 hi souden bedriven hs.: hi soude bedriven 3021 beliven hs.: bliven. margenoot+ (10) margenoot+ (13) margenoot+ (20) margenoot+ bl. 52 c. voetnoot3007 kont = op de hoogte margenoot+ (25) margenoot+ (30) margenoot+ (35) voetnoot3020-3021 ki souden bedriven van al: hij (de koning) zou hem aansprakelijk maken voor alles (Cf. enen te wette bedriven = in rechte tegen iemand optreden). [tekstkritische noot]3022 waer hs.: w'r 3027 Maer waer hs.: m'r w'r. margenoot+ (40) margenoot+ (45) margenoot+ (50) voetnoot3036 anden = zijn ergenis door daden toonen. margenoot+ (55) [tekstkritische noot]3051 En hs.: hent 3054 waer hs.: w'r 3070 wesen hs.: wisen. margenoot+ (65) voetnoot3050 petrijn = peter voetnoot3051 poot = zaak margenoot+ (70) margenoot+ bl. 52 d. margenoot+ (75) voetnoot3061 Cenoen: Chinon (zie vs. 456) margenoot+ (80) voetnoot3067 Lodewijc: Lodewijk van Nevers, oudste zoon van Robrecht van Béthune en Yolande van Nevers. Hij huwde Johanna, dochter en erfgename van Hugo IV, graaf van Rethel; Robrecht: Robrecht van Cassel, tweede zoon van Robrecht van Béthune en Yolande van Nevers. Hij stierf 26 Mei 1331. margenoot+ (85) margenoot+ (90) [tekstkritische noot]3086 uut hs.: wt 3092 Om dat hs.: omdat 3093 geaventuert hs.: geaventuer 3096 dorhouwen ende dorsteken hs.: dor houwen ende dor steken 3097 menre te mere hs.: merre (opgelost verkortingsteeken voor de eerste r), te mere (met opgelost verkortingsteeken voor r).

Vorige Volgende

Hoe die coninc den grave vor hem [dede] comen .xlij.