Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2
(1931)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendVan des graven Florens doet .xl[vij].(ij)3195[regelnummer]
Nu sprac: ‘Hets meer dan tijt,
Doet dat gi sculdich sijt,
Geraerd van Velsen, ende wreketGa naar voetnoot3197
Uwen neve, datmer af spreketGa naar voetnoot3198
Emmermeer van uwer wrake;Ga naar margenoot+
3200[regelnummer]
Dan mogedi irst sijn te gemake.’
Ga naar margenoot+ Gerard nam tswaerd met beiden handen,
Ende waende den grave toten tandenGa naar voetnoot3202
Hebben geslagen in sijn hoeft.
Dits die waerheit, dies geloeft:Ga naar margenoot+
3205[regelnummer]
Van desen slage ward vervard
Van Hollant des graven pard,
| |
[pagina 208]
| |
Ende scoet doe an ene side
Neder, vore dien slach, tien tide.
Dus nam dat swaerd te[n]er snedeGa naar margenoot+Ga naar voetnoot3209
3210[regelnummer]
Den grave beide sijn hande mede.
Doen sprac die grave: ‘Herman, ay mi,
Des en haddic niet bemoet opti,Ga naar voetnoot3212
Dat kinne God, diet wel weet,
Dattu mi sou[t]s sijn dus wreet.’Ga naar margenoot+
3215[regelnummer]
Dit was dleste word dat hi seide.
Si voren op hem sonder beide[n]Ga naar voetnoot3216
Ende sloegen daer den grave doet;
Oec viel dat paert in enen sloet,
Ende gaven hem daer tien stondenGa naar margenoot+
3220[regelnummer]
.xxii. dorgaende wonden.Ga naar voetnoot3220
Hermans enape .i., Diderijc,
Van felheiden was cume sijn gelijc,
Ende Geraerd van Velsen ende noch een,
Dese drie en sparde groet no cleneGa naar margenoot+
2225[regelnummer]
Den grave van Hollant daer hi lach.
Daerom vorense alsiet secgen mach:Ga naar voetnoot3226
Want si [achter] die ander bleven,
So lange, datsi .ii. haer leven
Moesten laten ende bliven doet.Ga naar margenoot+
3230[regelnummer]
Oec ontfinc ene wonde groet
Geraerd van Velsen daer ter stede,
Nochtan ontreet hi daer mede.
Die .ii. doedde sette men opt rat,
Al waest den grave lettel te bat.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 209]
| |
3235[regelnummer]
Om dit ic die Vriesen prise:
Si hieven op in droever wise
Den grave, haren gerechten here,
Ende vordene wech met wene sere.
Dus es die grave bleven doet,Ga naar margenoot+
3240[regelnummer]
Dat was sinen vrienden scade groet,
Aldus doent die Hollanders verstaen,
Entie Vriesen oec, sonder waen,
Ende en willen niets anders secgen,
Dat mer iet toe soude lecgen,Ga naar margenoot+
3245[regelnummer]
Dat elre af yewe[n]t quamGa naar voetnoot3245Ga naar voetnoot3245-46
Dat haer grave die doet nam,
Dan dit ocsoen ende dese raet.Ga naar voetnoot3247
Alsoe alst hier gescreven staet;
Ende ic laet mi oec genoegen wel,Ga naar margenoot+
3250[regelnummer]
In strider niet jegen, al wistic iet el,
Ga naar margenoot+ Dit gesciede in ons heren jaer
.XIIc. ende .XCVI. vorwaer.
Niet lange daerna so quamt int lant
Sijn sone, die woende in Ingelant,Ga naar margenoot+
3255[regelnummer]
Maer onlange was hi daer verheven,
Hi werd oec, seide men mi, vergeven,Ga naar voetnoot3256
Ende liet jonc dat leven sijn.
Dus latic van hem dat spreken mijn,
Want en gere daet en plachGa naar margenoot+
3260[regelnummer]
Daermen yet af secgen mach.
|
|