Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2
(1931)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekend
[pagina 201]
| |
Hoe men den grave leide gevaen .xlv.(j)Te [M]euden vorden sine vordane.Ga naar voetnoot3059
3060[regelnummer]
Daer sprac Herman den grave ane:
‘Her grave, seit hi, gedinct u iet,
Wat hier vormaels es gesciet?
.vii. jaer hildi gevaenGa naar margenoot+
Den here van Amestel, oec, sonder waen,
3065[regelnummer]
Haddi nu mijns goeds verdreven,
Maer dat gi Janne namet dleven,
Geraerds neve van Velsen hier voren,
Dat sal doen die meeste toren.’Ga naar margenoot+
‘Herman, sprac die grave saen,
3070[regelnummer]
Dat ic hem dede thoeft af slaen,
Dat was om dat hi overdaet dede:Ga naar voetnoot3071
Hi sloech enen doet binnen vrede,
| |
[pagina 202]
| |
Te Leiden, vor mijns rechters ogen.Ga naar margenoot+
Die rechter moest oec gedogen,Ga naar voetnoot3074
3075[regelnummer]
Die van hem ene wonde ontfinc.Ga naar voetnoot3075
Had u wonder datmenne vinc,
Ende daer over recht, alst sculdich was?Ga naar voetnoot3077
Herman, dat ic u verdreef vor das,Ga naar margenoot+
Gi wet wel, gi hads verdient;
3080[regelnummer]
Gi street op mi ende op mine vrient,
Ende woud mi quetsen entie mine,
Om dat dedic u die pine.
Die here van Amestel wilde oec verslaenGa naar margenoot+
Mine liede, ende mede vaen,
3085[regelnummer]
Doen werd hi selve gevaen int inde;
Maer in leiden in genen ellinde,Ga naar voetnoot3086
Maer ic hilten hoveschelike.
Ende al dit hebbic vriendelikeGa naar margenoot+
Jegen u allen gebetert hier voren.’
3090[regelnummer]
‘Swijcht, wine willens nember horen.’
Doe daden sine spannen saenGa naar voetnoot3091
In yser vaste, sonder waen.
Daer lach hi dus dien nacht also,Ga naar margenoot+
Tnachs quam hem een evel toe,
3095[regelnummer]
Dat men dlancevel noemt,Ga naar voetnoot3095
Daer hi sere af ondercoemt.Ga naar voetnoot3096
| |
[pagina 203]
| |
Hieraf dreef hi pine so groet,
Datmen ontspien dor die noet.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot3098
Des ander dages alsi souden eten,
3100[regelnummer]
Botre ende broet, wildijt weten,
Was hem daer te voren bracht.Ga naar voetnoot3101
Broeder Peter, die wel bedacht
Was vandes graven doene,Ga naar margenoot+
Sijn biechter was oec die gone,Ga naar voetnoot3104
3105[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi quam oec des ander dages daer.
Doen bat die grave Herman daer naerGa naar voetnoot3106
Oft hi sine biechte most spreken.
Daer werd hem sijn biechtere saen ontsteken,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot3108
Ende van hem .i. wech gejaget.
3110[regelnummer]
Om dit werd te meer versaget
Die grave, ende bleef in rouwen groet,
Ende in vresen vander doet.
Echt sprac hi: ‘Herman, doet mi verstaen,Ga naar margenoot+
Magic met enigen goede ontgaen?’
3115[regelnummer]
‘Neen ghi, sprac Herman,
Ghi moet sterven.’ Doe brachti an
Den grave vor ogen enen brief:
‘Besiet dese zegel, dit ongeriefGa naar margenoot+
| |
[pagina 204]
| |
En hebbic allene niet beraden:
3120[regelnummer]
Dese sele sijn delechtech uwer scaden.’
Dit mestroest den grave noch mere.
Enen cnape riep doe Herman sere:
‘Ganc ende doe gemac den grave,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot3123
Wasch hem sijn hoeft: met gerste caveGa naar voetnoot3124
3125[regelnummer]
Soutu dan sijn haer wel wriven,
So datter die lemen vast in cliven,Ga naar voetnoot3126
Ende gordene dan mettere linen,Ga naar voetnoot3127
Ende laten dogen discepline,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot3128
Ende dese bloc soude sijn orcossen wesen,
3130[regelnummer]
Dus sal hi van siere siecheit genesen,
Daer hi af es in dole nu.’
Dus moeste die gene, dat secgic u,
Den grave begaven oec [daer naer],Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot3133
Al waest hem te doene sw[aer].
3135[regelnummer]
In desen verdriete, in deser armoeden,
Lach Florens die grave in hoeden
Van hem allen, sonder scouwen,Ga naar voetnoot3137
Twee nachte ende meer, in groten rouwen.Ga naar margenoot+
|
|