Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2
(1931)–Lodewijk van Velthem– Auteursrecht onbekendVan den coninc van Ingelant ende vanden grave van Vlaendren .xliii.(j)In desen tiden, dat verstaet,Ga naar voetnoot2911
So nam die grave van Vlaenderen raet
Anden coninc van Ingelant,
Ende worden beide daer een hant,
2915[regelnummer]
Omdat si wilden wederstaenGa naar margenoot+
Den coninc van Vrancrike sonder waen.
Te gader hebbense dit gesworen,
Dat om verdriet noch om toren
| |
[pagina 195]
| |
Niet en selen achterlaten,
2920[regelnummer]
Dat den andren mach staen te baten.Ga naar margenoot+
Om dit sende sinen scat uutGa naar voetnoot2921
Die coninc van Ingelant. over luut,
In Brabant, in Aelmaengen. in Hollant,
Tot allen ridderen diemen vant,
2925[regelnummer]
Die hem dienen wil om scat;Ga naar margenoot+
Ende elken soudi oec na dat,Ga naar voetnoot2926
Also vele alse hi was werd,
Na die groetheit dat hi verteert.
Des graven sone van Hollant,Ga naar voetnoot2929-31
2930[regelnummer]
Die gehuwet werd in IngelantGa naar margenoot+
Ane coninc dochter Edeward,
Die om dit te meer ruwardGa naar voetnoot2932
Waende hebben anden graveGa naar voetnoot2933-34
Van Hollant, daer ic nu spreke ave,
2935[regelnummer]
Ende sende hem penninge ende scat,Ga naar margenoot+
Daer hem die grave gelovede om dat
Te hulpen jegen Philipse den coninc.
Dies hi sint al ave gincGa naar voetnoot2938
Den coninc van Ingelant, sonder waen.
2940[regelnummer]
Ende verbant hem al heymelijk saenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot2940
| |
[pagina 196]
| |
Metten coninc van Vrancrike.
Maer dit vernam doe haestelike
Die coninc van Ingelant, die om dat
Den grave dit ontboet ter stat,Ga naar voetnoot2944
2945[regelnummer]
Dat hi gevaen soude sinen soneGa naar margenoot+
Houden, hine dade dat gone,
Dat hi hem had geloeft daer vord.
Doen dese boetscap die grave hord
Ontboet hi den coninc saen:
2950[regelnummer]
Doe, dat hi wille, sonder waen,Ga naar margenoot+
Met sine sone ‘om dat verdriet
Sone sta ic u in staden niet.’Ga naar voetnoot2952
Dit liet die coninc den sone verstaen,
Ende seide hoe hi hadde ontfaenGa naar voetnoot2954
2955[regelnummer]
Sine penninge ende hem afginge,Ga naar margenoot+
Ende hem ontboet dus dese dinge:
‘Dat ic met u dade minen wille,
Hem ne roec. Nu siet oftic stilleGa naar voetnoot2958
Ga naar margenoot+ Minen wille gecrigen can
2960[regelnummer]
Van uwen vader; seldijs mi danGa naar margenoot+
Weten enigen ondanc?’
‘Here, eest u hier ane belanc,
So versta ic dat ic sta tuwen wille,
Van mijns vader halven wille lude ende stille,Ga naar voetnoot2964
| |
[pagina 197]
| |
2965[regelnummer]
Ende dat hem en roec wat gi mi doet,Ga naar margenoot+
Here, gi sijt dies herde vroet,
Doet dat gijt wilt, in saels niet anden,Ga naar voetnoot2967
Want ic sta in uwen handen.’
Hier af also als wijt vernamen,
2970[regelnummer]
Wiltmen secgen dat irst quamenGa naar margenoot+
Die saken toe, dat quam ter doet
Die grave van Hollant ende in die noet;
Ende dattie coninc oec heymelike
Dit dede bedriven ende wiselike,
2975[regelnummer]
Soe datmens niet soude verstaen,Ga naar margenoot+
Dat hire hulpe toe had gedaen.
Ander secgen dat om .i. vrouwe quam
Datmen hem sijn leven nam,
Daer hi met soude hebben te doene,
2980[regelnummer]
Die wijf was .i. van sinen baroene,Ga naar margenoot+
Ende datten diegene daerom lagen
Leiden van der stont alle dagen.
Noch seitmen ander in Hollant,Ga naar voetnoot2983
Daer ic oec bescreven af vant,
2985[regelnummer]
Datne Hollanders oec aldaerGa naar margenoot+Ga naar voetnoot2985
Secgent ende houdent over waer,
Ende dat salic u hier ontbinden,
Also alsijt selve bekinden.
|
|