Den Boeck-verkooper Aen den Leser.
GUnstighe LESER, alsoo my dese kleyne Poëma (in lof van den Aemstel) ter handen ghekomen was, met toe-segginghe van noch eenige andere Poësien vanden selven Autheur, (die met de hulpe Godts haast sullen volgen) en hebbe ick niet konnen na-laten V.L. de selve, hoe kleyn het is, (voor eerst) door den druck toe te eyghenen, Hopende, dat V.L. dees mijn vryigheyt (als een ware Aemstel Minnaar) sal behagen; meer siende op de goede wille en genegentheydt, als op het werck of de gifte selver, waar door ick verplicht sal blijven, om aan te porren, dat V.L. de volkomen Hymen, (daar van dit maar een voor-looperken en is) metter tijdt sult krijghen: Oock hebbe ick tot een yders gerief, de woorden die