25 minneliederen(1977)–Hendrik van Veldeke– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] XI Het hebben die kalde nechte gedaen Het hebben die kalde nechte gedaenGa naar voetnoot1Ga naar margenoot+ dat die louvere ane der lindenGa naar voetnoot2 winterlike vale staen.Ga naar voetnoot3 der minnen hadde ich goeden waenGa naar voetnoot4 5[regelnummer] ende weit es nu ein lieve ende:Ga naar voetnoot5 dat 't mich ten beste sal ergaenGa naar voetnoot6 da ich die minne goede vindeGa naar voetnoot7 ende ich mich here al onderwinde.Ga naar voetnoot8 voetnoot1 De kille winternachten zijn schuld margenoot+ 64,26 voetnoot2 Aan het verflensen en verdorren van het najaars gebladerte van de lindebomen voetnoot3 Aan het verflensen en verdorren van het najaars gebladerte van de lindebomen voetnoot4 Wat de liefde betreft, koesterde ik gegronde hoop voetnoot5 Een fijne afloop, daar ben ik nu wel zeker van (Ende wordt vermoedelijk uitgesproken als inde) voetnoot6 Alles is naar wens verlopen voetnoot7 Het bijvoeglijk naamwoord goede is achter het zelfstandig naamwoord geplaatst voetnoot8 Here kan zowel op Minne als op Vereerde slaan. Zich onderwinden = iets op zich nemen; iets ondernemen Vorige Volgende