Dankwoord
Bij de voltooiing van mijn proefschrift wil ik graag naar verschillende zijden publiek mijn dankbaarheid uitspreken.
Met veel respekt denk ik allereerst terug aan alles wat ik heb mogen leren van de hoogleraren en lectoren aan de Theologische Hogeschool, Broederweg 15 te Kampen, onder wier leiding ik sinds 1967 studeerde. Mijn dankbaarheid geldt in het bijzonder prof. J. Kamphuis, die leiding gaf aan mijn doctorale studie, en mijn promotor prof. drs. D. Deddens, die met hartelijke belangstelling het schrijven van mijn dissertatie sinds 1981 heeft gestimuleerd en begeleid.
Bij de promotiestudie heb ik voorts veel morele steun en daadwerkelijke hulp ontvangen in de gemeenten, die ik als predikant mocht dienen. De beide betrokken kerkeraden hebben meer dan eens hun royale medewerking gegeven om ruimte voor dit werk te creëren. Veel steun kreeg ik vooral van mijn plaatselijke collega dr. R.H. Bremmer, die mij als een ‘promotor particularis’ op cruciale momenten met hartelijke stimulans en deskundig advies heeft voortgeholpen.
In vele archieven heb ik in de voorbije jaren stukken bestudeerd. Met dankbaarheid denk ik terug aan de goede hulp, die ik daarbij van de betreffende archivarissen en hun medewerkers en medewerksters heb ontvangen. Met name noem ik de heer C.J. de Kruijter te Leusden en de heer H.H. Hagens van het Rijksmuseum Twenthe te Enschede.
Van bijzondere betekenis is voor mij de medewerking van mevrouw A.S. Delhaas te Rotterdam, mevrouw T.G. Mulder-Helder te Soest en de heren ds. J.E.L. Brummelkamp te Middelburg en mr. D.J.W. van Dijk te Amsterdam geweest. Zij stelden uit hun particuliere collecties veel waardevol materiaal ter beschikking. Dank zij prof. dr. W.H. Brummelkamp te Amsterdam kon het oudste portret van A. Brummelkamp in dit boek worden opgenomen. Met erkentelijkheid vermeld ik verder de heer J.A. Karssenberg te Neede, die naast zijn hulp bij het hanteerbaar maken van het archiefmateriaal ook het vervaardigen van het namenregister in dit boek voor zijn rekening nam.
In de familiekring heb ik van verschillende zijden stimulerende belangstelling en daadwerkelijke hulp ontvangen, in de laatste fase vooral van mijn vader bij het persklaar maken van het manuscript. Mijn vrouw en onze kinderen hebben door hun begrip, geduld en steun in de voorbije jaren de primaire voorwaarden geschapen die voor het voltooien van het werk onmisbaar waren. Ik ben hun daarvoor diep dankbaar.
Bovenal wil ik hier graag eerbiedig mijn dankbaarheid jegens de HERE God uitspreken, die mij gelegenheid en kracht voor dit werk gaf.