| |
| |
| |
[Het dierencontest]
Het was de laatste tijd niet meer zo gezellig in dierenland. Weet je hoe dat kwam? Ieder dier vond dat hij het mooiste was. Dat is nog niet erg zolang je je bek of snavel maar houdt. Maar dat deden veel dieren natuurlijk niet en daar kwamen dus allerlei ruzies van. Sommige dieren spraken zelfs niet meer tot elkaar. Nee, zo was het niet leuk meer. Hoe moest dat nou verder?
Papegaai wist de oplossing. ‘We houden gewoon een wedstrijd waaraan alle dieren mee mogen doen. Dat doen de mensen ook altijd.’
Hoe hij dat wist? ‘Dat lees ik in de krant,’ antwoordde papegaai.
En dat was ook zo. Elke dag legde z'n baas een nieuwe krant onder in de kooi en zo had papegaai leren lezen en kende hij alle nieuwtjes.
| |
| |
| |
| |
‘We moeten eerst een jury kiezen die de wedstrijd gaat organiseren,’ zei hij. Maar dat werd moeilijk.
Want wie in de jury kwam, kon zelf natuurlijk niet meedoen. Gelukkig werden er toch een paar vrijwilligers gevonden. Kalkoen, die niet mee wilde doen omdat hij zichzelf het allermooiste vond en awari, die wel begreep dat ze hem toch niet zouden kiezen omdat iedereen altijd zei dat hij zo stonk. En omdat papegaai met het idee gekomen was, mocht hij voorzitter zijn.
Nu de regels nog. De net gekozen jury besloot dat alle dieren mee mochten doen, huisdieren en bosdieren. Elk dier zou kort mogen vertellen waarom hij vond dat hij het mooiste was.
En heel belangrijk: geen enkel dier mocht tijdens de wedstrijd een ander kwaad doen of opeten.
Zo, dan kon de wedstrijd nu beginnen.
| |
| |
| |
| |
‘Poeng, poeng, poeng.’
Wat was dat voor een geluid?
Het was de eerste deelnemer.
‘Ik ben Kamkami de trompettervogel. Ik ben niet alleen mooi, kijk maar naar die prachtige glinsterende borst van me, maar ik kan ook lang op één poot staan.
En ik kan natuurlijk een geluid als van een trompet maken, poeng, poeng, poeng.’
Dat was inderdaad heel bijzonder, de jury was er even stil van. Maar daar kwam het volgende dier al aan.
| |
| |
| |
| |
Het was een grote haan. ‘Kukeleku, ik ben Pirineki. Ik maak 's morgens altijd iedereen wakker.
Waarom ik het mooiste dier ben? Wat een domme vraag. Moet je die schitterende kale rode nek van me eens zien, m'n kippen vinden me de mooiste haan die ze ooit gezien hebben.’
Ja, de kippen misschien wel maar of iedereen dat ook vindt, dacht kalkoen die zijn eigen nek juist zo mooi vond.
‘Volgende.’
| |
| |
| |
| |
‘Ik ben de hond. Ik ken een heleboel kunstjes.
Ik kan mooi zitten, pootje geven, bal vangen en nog veel meer.
Waar ik waak, komt geen dief binnen.’
‘Om dat soort dingen gaat het toch niet,’ zei awari, ‘het is een schoonheidswedstrijd.’ Maar hij zei het wel erg zachtjes, want awari's zijn altijd een beetje bang voor honden.
| |
| |
| |
| |
Het volgende dier zagen ze eerst niet, want het hing boven hen in de boom.
‘Ik ben Daguwe, de tapijtslang. Waarom ik de mooiste ben? Moet je m'n prachtige geblokte huid eens zien en het rode puntje van m'n staart.
Ik denk dat geen enkel dier zonder poten of vleugels zo snel en sierlijk vooruit kan komen en zelfs in bomen kan klimmen.’
Daarmee waren de juryleden het wel eens.
| |
| |
| |
| |
‘Het duurt me te lang hoor, ik ga er maar bij liggen. Jullie kunnen wel om me heen lopen en zien hoe prachtig ik ben.’
Dat was de volgende deelnemer en die kon je maar beter niet te lang laten wachten want het was Penitigri de jaguar.
Verder was hij niet van plan veel te zeggen, want dat hij zichzelf het mooiste dier vond met zijn schitterend gekleurde huid, was voor iedereen wel duidelijk.
‘Willen jullie mijn tanden nog zien?’ Maar dat hoefde niet van de jury, die een jaguar met dichte bek veiliger vond.
Wat werd het moeilijk.
| |
| |
| |
| |
Want het volgende dier zag er ook al prachtig uit.
‘Ik ben Kuyake, de toekan. De andere dieren kunnen nu wel naar huis gaan want zo'n mooie snavel als ik heeft niemand. Heel handig om vruchten mee te plukken.
En dan moeten jullie ook maar eens goed kijken naar mijn prachtige veren: wit, geel, oranje, blauw en zwart.’
| |
| |
| |
| |
‘Nou, mijn kleuren mogen er anders ook best zijn.’
Het was de honingzuiger die dat zei. Je moest wel erg goed luisteren om het te horen want honingzuigers hebben een heel zacht stemmetje.
Daardoor hoor je ze bijna niet.
Maar hij had gelijk, hij zag er ook prachtig uit.
Z'n rode pootjes pasten mooi bij het blauw.
Alleen awari vond hem wel wat klein: veel vlees zat er niet aan.
‘Volgende.’
| |
| |
| |
| |
Het volgende dier was de kraagpapegaai, wat een mooie kleuren.
‘De mensen noemen me daarom ook wel Fransmadam. Als ik boos word, kan ik al m'n veren opzetten en lijk ik wel een aka.
Ik ben trots op m'n stevige snavel waar ik harde zaden mee kan openmaken.’
Alleen vond kalkoen dat hij nogal schreeuwde, maar dat zei hij maar niet.
| |
| |
| |
| |
Wat zou de jury het moeilijk krijgen.
Want daar kwam alweer een deelnemer aan.
Waar kwamen die dieren allemaal vandaan?
‘Ik ben Okopipi, de pijlgifkikker. Moet je m'n prachtige kleuren eens zien. Dan weet ieder dier dat ik giftig ben en dat ze me beter niet kunnen opeten. En zingen kan ik ook, hoor maar, kwaak, kwaak.’
‘Stop, alsjeblieft niet verder zingen want er zijn nog meer dieren.’
| |
| |
| |
| |
De luiaard had er lang over na moeten denken of hij wel mee zou doen. Want meedoen aan zo'n schoonheidswedstrijd is voor een echte luiaard natuurlijk een hele inspanning.
Maar ja, ieder dier moest toch ook weten waarom hij zichzelf het mooiste vond.
‘Kijken jullie allemaal maar eens hoe lang ik doodstil aan een tak kan hangen. En kijk ook eens op mijn rug, naar die prachtige oranjegele plek.
Nu begrijpen jullie waarom ik Sonloiri genoemd word.’
‘Zo, we hebben het gehad,’ zei papegaai opgelucht. ‘Alle dieren die mee wilden doen, zijn aan de beurt geweest.’
| |
| |
| |
| |
‘Wacht even, ik ben er nog.’
Het was schildpad die er aankwam.
‘Vanmorgen vroeg ben ik al vertrokken om hier op tijd te zijn. Maar ik ben niet zo snel.’
‘En waarom vind jij dat je de mooiste bent?’
‘Vanwege mijn prachtige schild natuurlijk.’
Dat zag er werkelijk erg mooi uit, schildpad had het extra gepoetst. ‘Weten jullie wel hoe handig het is als je je huis altijd bij je hebt.’
| |
| |
| |
| |
Wat was dat moeilijk voor de jury om het mooiste dier uit te kiezen. Urenlang vergeleken ze alle dieren, maar ze kwamen er niet uit. ‘Ik ga naar huis,’ zei kalkoen tenslotte. ‘Er is toch geen dier zo mooi als ik.’ ‘Ik vind juist alle dieren even lekker, pardon, mooi,’ zei awari.
Iedereen keek nu naar papegaai. Die besloot dat de wedstrijd onbeslist geëindigd was.
‘Alle dieren hebben wel iets moois of bijzonders en daarom kun je niet zeggen wie het mooiste is.
Ze hebben allemaal hun eigen plaats.’ Daar waren bijna alle dieren wel tevreden mee en gelukkig was er daarna geen ruzie meer.
Nou ja, veel minder.
|
|