Chronijcke van Leeuwenhorn(1599)–Dirck Adriaensz. Valcooch– Auteursrechtvrij Vorige [Folio D2v] [fol. D2v] Een beclach vande Dijckmeesters / Basen ende Hans-Kuyers / die opten Sype wercken. Wy arme dijckers / hans kuyers en Basen / Die nu stadich aen den Sijpe laboreren Wat bennen wy een deel ydele blasen Wy lopen altijt met leghe en schuerde cleeren / Wy connen nemmermeer een penninck vermeeren Want wy visschen stadich al after tnet / Wy wercken als muyel dat ons den ooghen verkeeren / Stramme en lamme leden crigen wy te met Wy kayen / wy dammen / wy legen den pet En slobben al of cous / schoen en broecken Ons caecken dunnen wy schieten dapper ons vet / Wy souden den bocht gaern opten Sijp soecken Wy connen hem niet vinden in gheene hoecken / Daerom moghen wy wel segghen altemalen Tzijn arme bloede / die zijn cost vant Sijp sal halen / Ons dachhueren bennen vry al wat groot / Een Gulden of halven Daelder wy sdaechs wel winnen / Maerten streckt niet wy ghevent al om broot Om vleys / speck / om wollen ende linnen Om butter en caes / wijt terstont versinnen Wy souden een deel wel zijn goede gesellen Maer tis altijt te cort buyten en binnen Den Soetelaer can ons kerven me tellen Hy soeck mede de langste ellen Want sy stoppen ons tgoet soo duer in den hant [Folio D3r] [fol. D3r] Willen wy ons dan daer teghen stellen Tis wech wech alsdan pacty avant / Den dieren tijt is soo sterck int lant Wy ghevent al om Drincken / om Eten sonder falen / Och tzijn arme bloeden die zijn Cost van t Syp sullen halen. Mijn Heeren dancken wy uytermaten Sy gheven ons wel onsen verdienden loon Maer wat is ten mach al niet baten / Tgelt rinckelt deur die tanden wat is een croou / Streck niet meer als in een brouketel een boon Ons Wijf en kinderen moeten meeten Dies singen wy noch ons oude toon Pover / pover hoe hebstu ons ghebeten Luysich en nat cruypen wy in die beten / In arme hutkens moeten wy slapen In onsen kaets is soo weynich te freten Een versch waterken moeten wy somtijt layen Och bennen wy niet een deel arme knapen Loopen sonder gelt meest als den calen Och tzijn arme bloeden die zijn Cost van Tzijp sullen halen. Prince. Daer bennen wel eenighe die fortuyn hebben gehadt Maer den meesten hoop blijven den ouden knecht / En moeten loopen het geldeloose padt Eert is ghewonnen sy verteerent slecht Ist Aeff / ist Griet / ist Nel ende Brecht / Sy loopen me schoyen om den armen cost / Dus vallen wy ghelijck al vande plecht Wy moghen niet eens worden verdost tWort oock al by ons verteert en opgheschoft / [Folio D3v] [fol. D3v] Ons buel is plat / en sy blijft plat Hy mach wel verblijt zijn die wort verlost / Van dees plage / en sit op zijn gat / Te wercken / in een dorp ofte stadt / Och zijn arme Bloeden die zijn Cost opt Sijp sullen halen. F I N I S. Vorige