in slaap, droomt: trotse overtocht vijver.
Robo heeft geluk. Peter mag in tuin spelen, Robo mee.
‘Niet te dicht bij vijver!’
Nog eind weg van duikeenden, dichter bij vijver... misschien... op goeie dag? Robo draait opgewekt snaterend grasrondjes. Vijvereenden snavels schuin, mekaar verbaasd aankijken, gauw wegglije in water, krachtig slaand met zwemvliezen.
Robo voelt: beetje treurig, beetje boos, blijft staan, valt in gras. Net opnieuw opgewonden, Peter binnengeroepen, gehoorzaam, slordig, laat speelgoed slingeren... Robo huppelt opgewonden verder, zomaar onverwacht in steek gelaten... kans gekregen... Springend, snaterend, beetje moeilijk weet hij in boog richting vijver te bewegen... Eenden zien um ankome... glije na overleg geruisloos te water... voor alle zekerheid. Robo meer&meer opgewonden, weet niet van ophoue... scheert rakelings langs vijverrand, rondje na rondje draaiend... Eilandeenden kijken vertoning vanaf overkant aan:
‘Wie onderhandelt met indringer?’
‘...moet wat gebeuren!’
‘...1-tje effe wasse...’
‘Zwem terug... wie volgt?’
Niemand.
‘Vleugelzwaai betekent: kust veilig... kunnen jullie ook kome...’ Krachtige slagen, eenden vol spanning, andere oever:
‘Vreemd 1-tje in bijtje? Zijn we nie van gediend... Vertel op: wat zoekse hier? Sta stil, as ik tegen je praat!’
‘Blijf draaien... kan nie anders... net zo lang tot...’
Onderhandeleend verwonderd: Robo-rugsleuteltje. Onbegrijpelijk, niet bang van vreemde 1... andere hoeve ook nie bang te zijn... trouwens: 10 tegen 1 opgewonden snuiter... Vleugelzwaai... onmiddellijk aanzwemmen:
‘Wat wil-die?’
Robo loopt langzamer, snatert minder luid, zet rustig uiteen:
‘...bij jullie blijven?’
Eende-aarzeling, -overleg, -akkoord... doorgehakte knoop:
‘Kom mee... naar overkant... eiland zien... van alles&nog wat: lelies, vissen...’
Robo sprakeloos, stokstijf... eendevrienden stomverbaasd: