De reus van Rotterdam
(1971)–C.B. Vaandrager– Auteursrechtelijk beschermdStadsgeheimen
3‘Zal ik bed maken?’ Geen spiraal, stof, spinnewebben weg. Eenpersoonsdeken met grove steek an mekaar naaien. Onderleggers, matrassen, tweepersoonslaken. Stijve knieën, nachtmerries, natte dromen, kouwe stangen, kriebelharen, koledamp. Tegen mekaar/in mekaar rollen, i.p.v. uit nest rollen. ‘Just a smell.’ Gapen van te veel slecht slapen. Bed in N.Z.-richting? ‘Hebbie je kompassie nie bij je?’ ‘Ja, jij... jij was in Amerika.’ ‘Zelfde golflengte?’ ‘Duidelijk.’ ‘Viel haast in slaap... Late radio maar anstaan. Zoek maar wat goeds op... Doe dit ook voor jou... halveer taak... i.p.v. verdubbelen. Bang? Nergus voor nodig!’ Ontbrekende ingevuld: verschuif aandacht, verleg accent. Maak mysterieus, want hier bestaat mysterie. Geen mysterie maken, waar niet bestaat. ‘Waarom zit je me zo an te kijken?’ | |
[pagina 13]
| |
‘Wees blij dat ik je ankijk. Hoe: zo? Waarom blijf je nie kijken? Wat zie je? Wat zie je niet? Kun je me volgen? Je moes weg. Ik moes alleen zijn. Goed, dat je weggewees ben. Je moes op reis, aantal karweitjes opknappe. Blij dat je terug ben. Ik móet van je houe... kan nie anders... (metje radar-oge...) Om te bewijzen dat ik van iemand kan houden? Geloof, je ben nie de enige van wie ik houd. Je bend-er bij. Hoeveel poen hebbie meegebracht?’ ‘Kan voor ut eerst binnen nauwelijks op ze pote staan... Laat alles lope... kennelijk lang gras gegeten, houdt nie op... ‘What's so funny?’ Niete lang inde kamer, begint (...en we noemen um Cocker) te kotse, te zijke of te schijte... Kijkt as dief, lope betert snel. Wil wel op schoot. Kwam goed angeslagen an. Aardig opgeknapt, mazzelaar, leef toevallig. Zoudie hier zijn blijve hange? ‘Zoudie vorige bewoners kenne? Doet nie moeilijk. Gelijk bij de kachel, voorkant, achterkant. Je ben zo vriendelijk, ga der eve bij ligge... blijf nog eve... Eve... bijkome... Straks wor ik weer in de stal gepleurd. ‘Je mag wel wat apportere! Werk zat op zolder. Ja... geduldig... bij de kachel zitte loeren,,, onder de lambrizering... kunnen ze nie eens onder door! Kamme zus Nol ook...!’ ‘Daor hèje us hippie! Ze hebbe un zwarfkat binnegehoald. Tegeneuver Tain Tim.’ ‘Hebbie me maat ook wa gegeven? Hij kwam van solder. Die voetstappen 's nachts... die zijn soms veel te zwaar voor een muis. Wanneer kommie nous met un kanjer..., opvreter!’ ‘Je maat?’ ‘En jij receptioniste. En huishoudelijke... zaken. Algehele dienst. Jij houdt ut schip drijvende.Ga naar voetnoot* Ik schrijf logboek. Soms beef me pen, as golven ut te gek maken... Wat doeneme? Kwartette? Ete, drinke? Koffie? ja, ik wil koffie. Hou me wakker. Eigelijk termosfles naas me. Doen? Sporte?’ ‘Touwtje springe?’ ‘Van alles. Eerst uitkleje. Jij slippers, ik gymschoenen. In onze | |
[pagina 14]
| |
blote reet in stal. Rondjes om slachtput. Glibberen, dat vin je toch lekker? Hete does... koude does... Pik ik me maat ook gelijk mee. Moet naar kapper... moet un nieuwe jas hebben... Plastische chirurgie. Hij krijgt kapsones: stampot zuurkool-rozijnen half onaangeroerd. Te zuur? Hád ik ut gewete... had ík ut opgevreten, toen je weg was. Nog goed?’ ‘Goed gebleven.’ ‘Had je wel is eerder kunne zeggen... voor je weg ging.’ Zuurkool-met-rozijnen: voor ut eerst dat ik ut vreet... ‘Vanavond kasboek-controle.’ |
|