Om wel te bidden. Of om den Geest des Gebedts.
Psalm 141: 2, 3.
Mijn Gebedt wordt gestelt als een Reukwerk voor uw aangezichte, en de opheffinge mijner handen als het Avont-offer.
Zachar. 12: 10.
Over het Huis Davids, en de Inwoonders van Jerusalem zal ik uitstorten den Geest der Genaden, en der Gebeden.