Nieuwe Verhandeling van de Venus-Ziekten(1700)–Gervais Ucay– AuteursrechtvrijIn welke, na dat men getoont heeft, dat de gewoone wyze van genesen, zeer gevaarlyk, twyffelagtig en swaar is; een andere veel gemakkelyker en veel zekerder wert voorgestelt Inhoudsopgave Berigt aan den Lezer. Nieuwe Verhandeling, van de Pokken, Zaad-loop, Chankers, Spaanse kragen, en meer andere toevallen. I. Hoofd-stuk. Van de Pokken in ’t algemeen, syn naam en oorspronk. II. Hoofd-stuk. Van de Pokken, syne beschryvinge en toevallen in het algemeen. III. Hoofd-stuk. Van de verdeelingen der Pokken. IV. Hoofd-stuk. Van de verscheide trappen der pokken, ende des selfs voort-gang. V. Hoofd-stuk. Van d’oorsaak der Pokken, en van den aart des Pokkigen gist. VI. Hoofd-stuk. Van de teikenen der Pokken, en het bestuur, dat men moet waarnemen om niemand te bedriegen, ofte om selfs niet te bedriegen. VII. Hooft-stuk. Van de voorsegginge der Pokken. VIII. Hooft-stuk. Van de Quik-silver, en of die een sonderlinge remedie tegens de Pokken is. IX. Hooft-stuk. Van de maniere om de Pokken te genesen, en dat het quylen de korste weg is, en de sekerste, aangesien men geen quik-salf behoeft, om die in ’t werk te stellen. Aanmerkingen, Dienende op het voorgaande Hoofd-stuk door Steph. Blankaart M. D. X Hoofd-stuk. Van een Chanker, ofte spaanse-kraag. XI. Hoofd-stuk. Van een koude pis, en vuile zaad-loop. XII. Hoofd-stuk. Van een Klap-oor, Bubo, ofte las-buil. Aanmerkens-waardige Geschillen, In welke men veel fraeje vraagstukken oplost, die men ontrent de Venus-qualen kan voorstellen. I. Geschil. Hoe het komt dat de pokken langen tyd in het Lighaam konnen verborgen blyven, zonder eenig ongemak te veroorsaken, of daar met alle de teikenen koomt te verschynen. II. Geschil. Of een man of vrouw, die de Pokken hebben, kinderen konnen krygen, die zonder de Pokken zyn. III. Geschil. Waarom een vrouw die dadelyker-wys de Venus quaal niet heeft, niet nalaat de selve mede te delen. IV. Geschil. Hoe dat, wanneer veele mannen, met een vrouw, die met de Venus Pokken besmet is, gemeenschap gehad hebbende d’eene een druipert zal krygen, d’andere een Spaanse kraag, of een klap-oor, ofte de Venus-pokken, en weder een andere sal geen quaal ontmoeten. V. Geschil. Waarom een vrouw, die een druipert heeft, niet altyd, aan de gene, die met haar vermengt, een diergelyke druppert aanset maar een Chanker of een klap-oor en selfs wanneer sy een Chankert heeft. VI. Geschil. Waarom sommige de Pokken krygen op d’eerste liefde vermaak, en dat andere die niet behalen, ten zy na veele genoegten gehad te hebben, alsoo zy dagelyks met Pokkige te doen hebben. VII. Geschil. Of’er wel een seker bescherm-middel tegens de Pokken is. VIII. Geschil. Of een Vrouw die haar gewoone verandering heeft, de Venus-quaal kan aansetten. IX. Geschil. Of de gesternten de Pokken konnen veroorsaken. X. Geschil. Of men, als men de pokken heeft, en een haastige koors daar by komt, welke door een scheidinge (crisis) komt te eindigen, de selvige door het middel van scheidinge, ook de pokken kan genesen. XI. Geschil. Of men de pokken moet bepalen te sijn, een algemeene bedervinge in het bloed, en dan met die gemeenelyk behaalt, door een fenynige damp, in de by-eenkomste XII. Geschil. Waarom een Chankert op de voorhuid veel gevaarlyker is, om d’algemeene pokken voort te brengen als die welke op de roede is. XIII. Hoofd-stuk. Of d’Ouden de pokken gekend hebben. XIV. Geschil. Of de pokken wel Melaatsheid der ouden mogte zyn. XV. Geschil. Op wat voor een wyze men de pokken kan krygen, en of men die door sekere vry groote tusschen ruimte kan behalen. XVI. Geschil. Welke het ware onderwerp van de pokkige gist is, en het een helder water (lympha) of de slym-vogten zyn, of eenige andere vogten. XVII. Geschil. Waarom een man, die ten tyde dat hy de pokken had, gequets wierd, niet wel van syn wonde genesen werd, of ten minsten beswaarlyker. Het laatste onderrigt aen den Leser.