ons wogen. Dat leek me minder leuk, maar ik nam me voor dat ik wel zou oppassen dat ie de kans niet kreeg me daarheen te slepen.
De ouwe stuurde me naar de boot om alles uit te laden wat hij had meegebracht. Een zak meel en een zij spek, munitie en een vaatje whisky, een oud boek en een paar kranten, om lekken mee te stoppen, en wat touw. Ik bracht alles naar de hut en ging toen op de rand van het bootje zitten om uit te rusten. Ik dacht eens over alles na en nam me voor, dat ik met het geweer en wat vislijnen het bos zou ingaan, als ik wegliep. Ik zou aldoor verder lopen, zoveel mogelijk 's nachts, en leven van vissen en de jacht en zó ver gaan, dat noch de ouwe, noch de weduwe me meer konden vinden. Als de ouwe vannacht maar dronken genoeg werd zou ik wel verder kunnen zagen en eruit komen en ik dacht, dat ik daar wel op kon rekenen. Ik zat zo diep in gedachten verzonken dat ik de tijd vergat, tot de ouwe me toebulkte, of ik misschien ook verzopen was. Ik bracht de dingen naar de hut en toen was het zowat donker. Terwijl ik wat te eten maakte, nam de ouwe er een paar. Hij was in het dorp al dronken geweest en had de hele nacht in de goot gelegen. Hij zag eruit! Je zou haast kunnen denken dat ie Adam zelf was, zo één en al modder. Als de drank begon te werken, ging ie meestal op de regering schelden.
‘Dat noemen ze een regering! Die toestaat dat ze iemand z'n kind van hem afnemen. Z'n eigen zoon, die hij met de grootste moeite en zorg heeft grootgebracht. Ja, net als die zoon zo ver is, dat hij aan het werk kan gaan en ook eens wat voor z'n vader doen. En de wet staat achter die ouwe Thatcher en helpt 'm om me m'n eigendom te onthouden. Dat is de wet. Een man die zesduizend dollar en meer waard is, kan in zo'n oud krot als dit zitten en kleren dragen die nog niet goed genoeg zijn voor een varken. Dat noemen ze een regering. Een man heeft hier geen rechten. Soms denk ik er hard over om hier vandaan te trekken. Ja, en dat heb ik ze gezegd ook. Ik heb 't die ouwe Thatcher vlak in z'n gezicht gezegd. Er moet niet veel meer gebeuren, zeg ik, en ik laat 't hele verrekte land in de steek en je ziet me nooit meer terug. Dat waren m'n eigen woorden.’
En zo ging vader maar door, terwijl ie haast niet meer op z'n benen kon staan en eindelijk over het vaatje met gezouten varkensvlees viel en z'n scheenbenen kapot schaafde, waardoor de rest van z'n alleenspraak nog slechts uit de hevigste vloeken en verwensingen bestond. Hij hinkte door de