KAi is Koning. | 50 |
Kakel gy, de hoenderen leggen de eyeren. | 226 |
Karel houd de lantaarn, ik moet eens hoesten. | 55 |
Klaas Vaak komt in de schoorsteen gereden. | 162 |
Kleine keteltjes hebben ooren. | 70 |
Kleine kinderen goede kinderen: Wel hem die'er geen heeft. | 91 |
Kleine vogeltjes maken kleine nestjes. | 163 |
Koetertje koet. | 338 |
Komen ze zo komen ze niet, en komen ze niet, zo komen ze. | 75 |
Kom ik van dage niet, zo kom ik morgen. | 175 |
Komt de Duivel in de kerk, dan wil hy op 't hoog altaar zitten. | 325 |