Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende Zelfsbenadeeling. Toon: Aartje, die is aardig. 1. Die na boven spouwen, 't Quyl valt op hun kop. 't Zal u eens berouwen, Past g' 'er nu niet op, Snoode hemelterger, Die Gods wraak bespot. Uitstel maakt u erger. 't Is: daar is geen God. 2. Stel vry hals en schilden, Tegen God ten stryd': Zulke dwaazen spilden Ydel kracht, en vlyt. Zal een stoppel woelen Tegen zulk een Gloed? Haast zult gy gevoelen, Hoe ontzint gy doet. 3. Gaat gy verre stellen Het gedreigde quaad: 't Zal u oversnellen, Als gy 't meest versmaad. Roept al: Vrede! Vrede! [pagina 140] [p. 140] Met een dert'le lach: 't Zwaard is uit de schede, Tot den laatsten slag. 4. Weet' dat God u spaarde Uit langmoedigheid: Wyl hy u bewaarde Tot zyn straf, die beid, Na dat uwe boosheid In haar toppunt is. In die zorgeloosheid 5. Spot nu met Gods booden, Die u nog tot boet, Eer 't te laat is, nooden: O! dat kost uw' bloed. Babels torenbouwen Raakte niet ten top: Die na boven spouwen, 't Quyl valt op hun kop. Vorige Volgende