Beginzel van hemelwerk
(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen
[pagina 132]
| |
Vergeefs is 't, dat verzuimen speet,
Als 't koud en ongereed is.
2.
Men beeld 't geval al aardig uit,
Van voor met lange haaren,
Maar achter zonder vlecht, of tuit,
Die daar te grypen waren.
3.
Verwaarloost gy den rechten tyd,
Hoe zult gy 't eens beklagen?
Gy zyt dien wel voor eeuwig quyt,
En zult de straffen dragen.
4.
Neemt dit in borgerzaaken waar.
Daar is een tyd van zaayen:
Verslaapt de luyaard dien in 't jaar,
Dan volgt voor hem geen maayen.
5.
Wat baat: och had ik dat gedaan!
Wou d' oude tyd eens keeren!
Neen: is die eens voorby gegaan,
Vergeefs is zulk begeeren.
6.
Voor al, neemt uwe ziel in acht,
In 't Heden der genade.
Die steeds op morgen, morgen, wacht,
Beweent dat eens te spade.
7.
De dood staat met zyn pyl gereed,
Om onverwacht te treffen:
Zo dat men uur, noch wyze weet.
Och mogt dit elk bezeffen!
| |
[pagina 133]
| |
8.
Het zal een hel zyn in de hel,
Aan tydverzuim te denken,
Men kavel nu den tyd dan wel.
Wou God ons wysheid schenken!
|
|