Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] Hemelwandel. Toon: Alkazar. 1. 'T leven van de Hemelingen Moet beginnen op deez' aard'. O! de bovenmaansche dingen Zyn alleen t' beyv'ren waard. Dat maakt 's Hemels Erfgenaam, Tot het heilgenot bequaam. In den hemel is hun wandel, Door bedoelen, wensch, en handel: En hun ziel vaart reeds om hoog, Boven vleeschelingen oog. 2. Helligen der hooge plaatze Zyn gelyk een adelaar. 't Is wel waar, de wereld haat ze: Maar zy walgen weêr van haar, Die om laag in modder wroet: En zy trappen met den voet, 't Geen zou kluist'ren hier beneden, 't Hoofd is boven, en de Leden Moeten ook zyn, daar Dat is, En daar is hun erfenis. 3. Vuur zal opwaards zig begeven. Dat 's de vrucht ook van den Geest, Die de Bruid doet derwaards zweven, Schoon hoe loom zy was geweest. Lieflyk word zy ondersteunt, Als zy op dien Liefsten leunt, En zy stygt met arends vlerken [pagina 107] [p. 107] Boven d'ondermaansche zwerken. 't Is geloof, en liefd', die haar Voeren tot de hemelschaar. 4. Laat de Wereld zich vermaaken Met wat zy beneden ziet; Zy verwacht geen beter zaaken, Dan die zy alreê geniet. Erfverwachters van Gods Ryk, Wordt de wereld niet gelyk: Toont verhevener verwachting, Door een edeler betrachting. Wil de wereld niet dat heên, Treedt dan 't hemelpad alleen. Vorige Volgende