Beginzel van hemelwerk(1720)–Carolus Tuinman– AuteursrechtvrijBestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] Zelfverwinning. Toon: Hoe zal ik nog myn droeve dagen enden. 1. Het is wat groots, zich zelven te verwinnen, Wyl eigenliefd' dien Absalom zo spaart. Doch is 't niet dwaas, dien vyand te beminnen, Die ons verraad, en dood, en helstraf baart? 2. 'k Meen 't booze zelf, dien koesteraar van zonden, Die bron, waar uit vergif, en modder vloeit, Die dood'lyk zal uw' eigen ziel verwonden, En rust niet, voor men in den afgrond gloeit. 3. Zult gy die slang in uwen boezem voeden, Die zeker u na 't harte steken zal? Gy moet u nauw voor dien verrader hoeden. Velt gy hem niet, hy brengt u zelf ten val. 4. Gy moogt geen oog, geen hand, geen voet verschoonen. Doe weg dat lid, 't geen 't lyf verkank'ren zou. O! doet gy 't niet, gy zult u dwaas betoonen. Dat spaaren kost een eeuwig naberouw. 5. Wat baat het, dat dit lyf, met al die leden, En ook de ziel geboeit legt in den hel? Veel beter was 't verdorven' afgesneden. Dan ging het aan 't behouden' eeuwig wel. 6. Gy moet daar toe my wil, en krachten geven, O Heer! ik wil, noch kan dat anders niet, Wyl eigenmin daar steeds zal tegenstreven. Och! geef dan, Heer! het geene gy gebied. Vorige Volgende