Na vier jaar
Vorige week was het vier jaar geleden dat de Verenigde Staten Irak binnenvielen. Over een paar weken is het ook vier jaar geleden dat president George W. Bush, op een vliegdekschip voor de kust van Californië verklaarde dat er een eind was gekomen aan de gevechten. ‘Mission accomplished.’ Missie geslaagd.
De president zat ernaast, zoals hij er vanaf zijn beweringen over ‘massavernietigingswapens’ in feite altijd naast heeft gezeten. Hij heeft de Verenigde Staten met een onnodige oorlog belast, die nu al de langste is uit de Amerikaanse geschiedenis, langer dan de Amerikaanse Burgeroorlog en de Eerste en Tweede Wereldoorlog.
Er is geen uitzicht op een einde. Op dit moment is het alleen maar mogelijk een tussenstand op te maken.
De grote winnaars zijn tot dusver Iran en Al-Qa'ida. De ineenstorting van de Iraakse staat als gevolg van de Amerikaanse invasie, heeft Iran in staat gesteld zijn invloed in het buurland geweldig uit te breiden, en zijn positie in het Midden-Oosten te versterken.
Voordat de Verenigde Staten Irak aanvielen, bestond Al-Qa'ida in Irak niet. De door de Amerikaanse regering aangevoerde samenwerking tussen Saddam Hoessein en Osama bin Laden was een verzinsel. Dankzij de Amerikaanse invasie is Irak echter een vrijplaats geworden voor aanhangers van Al-Qa'ida, en dankzij die aanval zijn duizenden nieuwe vrijwilligers uit alle hoeken van de wereld, ook West-Europa, door Al-Qa'ida gerekruteerd.
Osama bin Laden is nog op een andere manier winnaar van de oorlog in Irak. Omdat de eenheden nodig waren voor de aanval op