Liederen van weemoed, wanhoop en waanzin. Gevolgd door Liefdes-, klaag- en politieke liederen. Aliesjes poëziebundel I en II(1974)–Tymen Trolsky– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 187] [p. 187] Enkele liederen zeven sonnetten [pagina 189] [p. 189] Aan 't strand Nacht. De rotsen ritselden met hun geweren; de varens, kaartspelers, slepen hun dolken van been en gnuifden; 'n schelp, in de verte, onder 'n steen, lag te masturberen, lag z'n revolver in te smeren. De mossen kirden, stemden hun valse violen. Algenvrouwtjes, 'n mannetje tussen de benen, hielden plots de adem in: ieder leek te verstenen: jíj stapte uit 't water, spiedde heel steels, heel verstolen om je heen, verscholen onder je arm 'n koffergrammofoon; zacht zette j'm op 't zand; je werd immers verwácht! Je danste, je blonk; terwijl de oesters zongen (woeste zingers), werd je hevig door mossen besprongen (woeste springers); keer op keer werd je zacht verkracht; je ontlaadde geweren: 't gebeurde haast elke nacht. Vorige Volgende