Liederen van weemoed, wanhoop en waanzin. Gevolgd door Liefdes-, klaag- en politieke liederen. Aliesjes poëziebundel I en II(1974)–Tymen Trolsky– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] Gedachten over de onsterfelijkheid I Jij was naar bed, ik deed de afwas: ‘Niets is onsterfelijker dan 'n klein gedicht’, dacht ik, ‘geschreven onder wat stoffig lamplicht’, ik nam de vuile pannen van 't gas. Ik dacht: ‘Je schrijft 'n gedicht zoals je 'n kever in 't gras kust, of 'n kapotte trapper onder je jas verbergt: 't is van geen of heel gering gewicht’. Een van de pannen had 'n lek op 'n oude las; op 't druiprek dampten de kopjes en 't oud bestek. Ik dacht: ‘'n Eitje bij 't ontbijt, 'n kusje of teder woordje op z'n tijd: dat zijn onze stukjes onsterfelijkheid’. [pagina 159] [p. 159] II De afwas was klaar, de handdoek droop. Ik dacht: ‘Misschien is 't wel wáár dat alles leeft, zelfs de klok en de kandelaar’; ik hoestte terwijl ik naar boven sloop. Ik zakte door 'n gat in de overloop; d'r zat 'n grote scheur in m'n peignoir; ik streelde je: mijn gedachten en jouw haar raakten even volledig in de knoop. Buiten ruiste de beukelaar. Ik stond op, had weer even hoop, ik dacht aan jouw woorden: ‘'n Raar soort kikker ben jij!’, maar misschien was 't wel waar dat de onsterflijkheid binnen de dingen sloop zoals ik nu weer terug bij jou in bed kroop! [pagina 160] [p. 160] III Ik stond weer op; ik ging aan de tafel op zolder zitten. ‘'t Zijn de kleine dingen’, dacht ik, ‘die de onsterflijkheid bezingen, onsterflijkheid in de knop!’. Ik rukte aan de rafel aan 'n mouw, 'n stukje nacht. Ik dacht: ‘'n Leeg doosje lucifers is eigenlijk net 'n klein vers met 'n heel heelal aan vracht’. 'n Potloodstompje lachte idioot en zacht; ergens ritselde 'r 'n medalje: ‘de onsterflijkheid is net 'n heel raar kavalje’, dacht ik, ‘op vier wielen en met 'n schuiftrompet als stuur’. Ik ging terug naar bed. Op m'n tafel stond 'n potje met vet. Vorige Volgende