20 Abt winand lamberti
Reeds vroeg las de prior de mis in de parochiekerk. Na het ontbijt werd de reis onmiddellijk voortgezet. Nagewuifd door hun vriendelijke gastheer, reden zij door de smalle straten van het stadje, waar reeds enkele mensen op weg waren naar de kerk. In de smederij daverde de hamer op het aanbeeld. Kippen, die tussen de straatkeien naar voedsel zochten, stoven kakelend uiteen voor de paarden.
In de wagen zat de prior, zijn brevier biddend, en tegenover hem Nand, die door het geopende portierraampje naar de vriendelijke, witgekalkte huisjes keek.
Weldra waren ze buiten het stadje en kronkelde de weg zich over de hoogten van de Eifel. Een prachtig gezicht had men vanaf die toppen over de met zware dennen begroeide hellingen, waar gouden zonnelicht over gloorde. Tussen de stammen hing een blauwe schemering met hier en daar tussen de takken een bundel warme, lichtende zonneglans.
Met volle teugen ademde Nand die heerlijke frisse dennenlucht in.
Heel diep in een dal voerde een beekje het snel stromende water van de Eifelhoogten over de gladde keien naar beneden.
Op de moerassige oevers woelde een troep wilde varkens knorrend de weke bodem om, op zoek naar sappige wortels en allerlei wormen.
Steeds nieuwe landschappen doken op. Verscholen tussen het groen lagen ver van de bewoonde wereld de eenzame dorpen met hun eigenaardige bouwtrant.
De paarden hadden het alles behalve gemakkelijk, omdat de weg voortdurend steil omhoog ging.
De reizigers waren ongeveer twee uur onderweg, toen zij het ‘Hoge Ven’, een der hoogste delen van de Eifel bereikten. Hier liet de koetsier de paarden even uitrusten.
Nand stapte uit, om een ogenblikje met Pierre te praten, terwijl de prior rustig bleef voortbidden.
Na een kwartiertje reden ze weer verder. Nu was het gemakkelijker, want de weg bleef maar dalen en een uurtje later bereikten zij het oude stadje Montjoie.
Bij een herberg verlieten de prior en Nand het rijtuig en gingen binnen. De koetsier, die eerst de paarden moest verzorgen, nam later ook plaats aan het tafeltje, waar de waard reeds gedekt had.
Ze hadden alle drie honger gekregen en het smaakte uit-stekend. Maar de rust mocht niet te lang duren, want het was nog een flink eind, eer zij de abdij van Steinfeld, waar zij overnachten wilden, bereikt hadden.