Proeve van minnezangen en idyllen. Deel 1(1800)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] De belooning. Ik had myn Doris eens verloren; 'k Riep ieder toe op vuurgen toon: ‘Aan hem, die haar weet op te spooren, Schenk ik terstond een heerlyk loon. Zoek vlytig naar haar vlugge schreden; Vlieg daadlyk al de boschjes in. Ze is een der drie bevalligheden, Ze is schoon, zó schoon gelyk de min.’ [pagina 51] [p. 51] 'k Had naauw dees woorden uitgesproken, Toen zy zelf hupplend tot my trad: In 't diepst van 't lommrig groen gedoken, Was 't dat zy zich verscholen had. ‘Hier’, zeî zy, ‘is uw Doris weder, Die u door my word aangeboôn.’ Voorts zag zy me aan en lagchte teder, En vroeg me om haar verdiende loon. Het Fransch van leonard gevolgd. Vorige Volgende