Gezamenlijke dichtwerken. Deel 10-12(1856-1857)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave [Laatste gedichten. Eerste deel] Berigt voor den eersten druk. Aan mijne zangster, na hare lange afwezigheid. De school der menschen. De twee biddenden. Meizang. De uitredding der Enkhuizer schepen. (1572.) De natuur. Hans van Leeuwen op de citadel van Antwerpen. Naar 't land! De tempel van den roem. (Een oude fabel, op nieuw berijmd.) De sneeuw. Neem u in acht! De Noord-Amerikaansche jager. In de mei van 1838. De geuzenvrouw te Gouda. De wraak. Het schot voor Steenwijk. (1580.) De gevels van de huizen. Wederzien. Hondentrouw. Kruiderwijnlied, in den warmen zomer van 1842. De voetval der gentenaars. Liedje op Lizes verjaardag. De echtbreekster. Lenteliedje. Bij een kind in de wieg. Oogstlied. Jephtaas dochter. Bedelbrief, in den langen winter van 1844 en 45. Susanna van Oostdijk. Afscheid. [Laatste gedichten. Tweede deel] Aan Mr. A. Bogaers. Aan mijne zangster. Tevredenheid. Bij den dood van een kamermeisje. De vogelen. De visschersweeuw. De wijsgeer en het kind. De bloemen. Grafliedje. De pleegzuster. Herinnering. In een zomernacht. De brand. Winter. Weldoen. De overspelige vrouw. Bij 't graf. De vaandrig te 's Hertogenbosch. Aan de maan. Dankbaarheid. Uit de stad terug. Het feest op Elzenstein. Mijmering. De tehuiskomst. 's Konings vrijspraak. Aardenburg. (1672.) De grijze zeeman. Lofzang aan God. De levensgidsen. Het onweder. Ons vaderland. Het gebed. Op den dood van het zoontje van ***. (Voor de ouders.) De hoop. Avondwandeling. [Nalezing] Voorberigt. Philemon. Vergeten. De rook- en snuiftabak. Het groote hallelujah. Op de koperen bruiloft van een scheepsreeder. Een vroege heesterbloesem. Dank. Bede om hooger hulp. Op een kinderbal, na eene collecte ten behoeve der Grieken. De dood en het meisje. * * * De handschoen. Gezondheid. Morgen. Een grijze bedelaar. Ik zou niet weten waarom. Feestdronk bij de inhuldiging van A. van Hoboken, als heer van Rhoon en Pendrecht. Aan de mei. In een vroege lente. In het album van een Geldersch lusthuis. Winteravond-liedje. Zonsondergang. In het album van jonkvrouw ***. De vergenoegde boer. De koopman en de kaper. De wind. De moederlooze kinderen aan hunnen vader. De rots in zee. Goeden nacht van de armen aan de rijken. Aan Mr. C.F. van Maanen, bij zijne aftreding als minister van justitie. Het graf van Napoleon. (Bij een plaat.) Het dochtertje van Jaïrus. Naar aanleiding eener schilderij van P.T. van Wijngaarde. De vier elementen. Liedje. De kerkgang. Op de koperen bruiloft van Professor Abm. des Amorie van der Hoeven. Een liedje van Goethe. Uitroep, bij eene inzameling ten behoeve der cholera-lijders. Het klooster te Rijnsburg. Herfstlied. De waarde van 't goud. (Door Amstels mannenkoor in den winter gezongen.) Slaapliedje. Ter echtviering van den erfprins van Oranje en Sophia, prinses van Wurtemberg, bij hunne komst in 't vaderland. 's Konings begrafenis. (4 april 1849.) Onder de beeldtenis van koning Willem den Tweede. Het vaderland. Feestdronk.