nut er in de bewaring van hetgeen verwerpelijk is, zou kunnen gelegen zijn, zoo heeft voorzeker nimmer een dichter, aan wien men later een plaatsje op den zangberg heeft willen inruimen, met zulk een volslagen gemis aan alle voorbereiding, met zulk eene volstrekte armoede aan alle hulpmiddelen, zich roekeloozer dan ik in het letterperk gewaagd, en voor niemand alzoo is het van meerder belang, het broddelwerk zijner leerjaren te onderdrukken en er de verdere verspreiding van te stuiten.
Ik vond eene andere aanleiding tot de uitgave van dezen bundel in het mij meermalen geuit verlangen, dat ik eenige verspreide en afzonderlijk gedrukte stukjes, waaraan men eenige waarde wilde hechten, bij elkander verzamelen en eene geschikte bewaarplaats geven zou. Te gereeder gaf ik aan dat verlangen gehoor, omdat mij daardoor te gelijker tijd het middel werd aangewezen, om enkele gelegenheidsdichtjes, die mij dierbaar zijn om de opschriften, die zij dragen, voor het verloren gaan te behoeden. Ik ben echter zeer spaarzaam in mijne