Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] Het ontrust gezin. Na zeven jaren huwlijksmin, Leefde Egbert met zijne echtvriendin Nog steeds eendragtig, steeds in vrede, En heel het verder huisgezin, Naar zulk een loflijk voorbeeld, mede. 't Was of om kind en hond, om vogel en om kat, De band der vriendschap was gesloten; Nooit heeft bij Noachs reisgenooten Meer eensgezindheid plaats gehad. Doch, zeekre feestdag kwam, en, met meer andre vromen, Was Egbert uit de kerk niet daadlijk t'huis gekomen, Maar had den volgeschonken nap In 't regthuis wat te drok genomen. Wat deed hij in zijn dronkenschap? Hij sloeg zijn arme vrouw boosaardig; Zij, op haar beurt, ook onregtvaardig, [pagina 114] [p. 114] Gaf, in haar drift, het kind een klap. Het kind schopt naar den hond; de hond begint te brommen En bijt den kater in zijn poot; De kater, langs den muur geklommen, Nijpt onverwachts den vogel dood. Zoo wordt door eenen dwaas de zoete rust van velen Te jammerlijk gestoord, En boer en burger, als de koningen krakeelen, Mishandeld en vermoord. Naar het Fransch van hoffman. Vorige Volgende