Gezamenlijke dichtwerken. Deel 7-9(1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 111] [p. 111] Nanni. Hier niet en daar niet! Waar stiert gij den steven, Zwervende Wim! ik roep altoos om niet! Kom aan mijn boezem, gij lust van mijn leven! Keer zoo getrouw als gij laatst mij verliet. 'k Heb u met schrik door de baren zien stuiven: Ruw blies de winter uw kiel naar de kim; 'k Dacht met natuur nu het welkom te wuiven, Zij aan den zomer en ik aan mijn Wim. Huilende stormen! ligt stil in de toomen; Kleurt mij den hemel niet treurig en zwart. Lispelt, gij koeltjes! en kabbelt, gij stroomen! Rolt uit uw schoot weer mijn Wim aan mijn hart. [pagina 112] [p. 112] Maar had hij trouwloos zijn Nanni vergeten, Houdt, holle zeeën! hem ver van mij af: 'k Wil van zijn schuld en zijn meineed niet weten; 'k Neem mijn geloof aan zijn trouw meê in 't graf. Naar het Schotsch van burns. Vorige Volgende