Uilen-geluk
(1895)– Tine– Auteursrecht onbekend
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
IN DE WERELD BENEDEN HEN WAREN VELE HOENDERS, DIE NIETS DEDEN DAN DRINKEN EN | |
[pagina 4]
| |
ETEN, EN ALS ZE DAN MET ETEN EN DRINKEN KLAAR WAREN, | |
[pagina 5]
| |
BEGONNEN ZE TE VECHTEN. EN DAT DUURDE ZOO MAAR ALTIJD DOOR. | |
[pagina 6]
| |
OP EENS ONTDEKTE DE PAUW DE UILEN EN NU WILDE HIJ WETEN WAAROM DIE OOK NIET VOCHTEN. ‘ZOUDEN ZIJ SOMS GELUKKIG ZIJN?’ | |
[pagina 7]
| |
DAAROP DOEN DE ANDERE VOGELS AAN DEN PAUW EEN VOORSTEL, OM NAAR DE UILEN TE GAAN. HIJ ZOU HUN WEL KUNNEN VRAGEN WAT DE REDEN VAN HUN STILZIJN IS. MET EEN BUIGING NEEMT HIJ ZIJN OPDRACHT AAN | |
[pagina 8]
| |
EN NA ZICH NOG EENS EXTRA GEPOETST TE HEBBEN, STAPT HIJ ER AL PRONKENDE HEEN. | |
[pagina 9]
| |
BIJ DE UILEN AANGEKOMEN PRONKT HIJ, LAAT AL ZIJN VEEREN TRILLEN EN KRABT MET ZIJN POOTEN, OM DE AANDACHT TE TREKKEN. | |
[pagina 10]
| |
DE UILEN ZETTEN GROOTE OOGEN OP EN ZEGGEN: ‘WEL PAUWTJE, GA JIJ JE VRIENDJES MAAR HALEN, DAN ZULLEN WIJ JE ALLES VERTELLEN!’ | |
[pagina 11]
| |
EN TOEN ALLE VOGELS BIJ ELKAAR WAREN BEGONNEN DE UILEN HUN VERHAAL: | |
[pagina 12]
| |
‘ALS HET LENTE IS, ZIEN WIJ ALLES HERLEVEN. DE BOOMEN KRIJGEN HUN KNOPJES EN BLADEN, HET GRAS ZIJN DUIZENDE KLEINE BLOEMEN, EN ALLES JUICHT OM ONS HEEN. | |
[pagina 13]
| |
DAN KOMEN ER PLANTJES, BIJEN EN HOMMELS EN VELE KLEINE VLIEGEN. ZE ZIJN ALLEN DRUK IN DE WEER. | |
[pagina 14]
| |
VLINDERS FLADDEREN EN VERZAMELEN HONING UIT DE GOUDEN ZONNEBLOEMEN, DAN IS HET ZOMER. | |
[pagina 15]
| |
EN ALS ALLES IN VOLLE PRACHT IS, DE BOOMEN MET HUN ZWARE KRUINEN ONS TOEWUIVEN, EN DE PLANTEN, DOOR DE ZON GEKOESTERD, ZICH BREED UITSPREIDEN, DAN ZITTEN WIJ IN HET BOSCH OP EEN SCHADUWRIJK PLEKJE EN ZIJN GELUKKIG EN TEVREE. | |
[pagina 16]
| |
DAN WORDT HET HERFST EN DE SPIN, DIE DEN ZOMER IN AL ZIJN PRACHT, STIL ACHTER EEN BLAD VERSCHOLEN, BEWONDERD HAD, SPINT HAAR NET, OM ZOO DE BLADEN NOG WAT BIJEEN TE HOUDEN. | |
[pagina 17]
| |
EN ALS DE BLADEN GEVALLEN ZIJN. EN DE AARDE MET SNEEUW IS BEDEKT, TREKKEN WIJ NAAR ONS OUDE HUIS EN LEVEN DAAR RUSTIG VOORT. - DAN IS HET WINTER. | |
[pagina 18]
| |
‘ONZIN’, SCHREEUWDEN DE VOGELS, WANT ZE BEGREPEN ER NIETS VAN, DAT KAN GEEN GELUK ZIJN | |
[pagina 19]
| |
EN DE VOGELS, DIE LIEVER WILDEN BLIJVEN PRONKEN, ETEN, DRINKEN EN VECHTEN, KEERDEN HUN RUG NAAR DE UILEN, EN ZETTEN HUN OUDE LEVEN VOORT. | |
[pagina 20]
| |
DE UILEN SCHOVEN NOG WAT DICHTER BIJ ELKAAR, KNIPTEN EENS MET HUN OOGEN, EN PEINSDEN VERDER. |
|