De vroegere Franse eerste minister Edgar Faure heeft twee dikke boeken nodig gehad om een deel van zijn leven te vertellen. Een derde was in voorbereiding toen de dood hem kwam verrassen. Ik wilde het proberen met één volume. Dat hield in dat ik mezelf moest verplichten tot een strenge selectie en dat sommige bijzonderheden, betwistingen, polemieken of beoordelingen, niet de aandacht hebben gekregen die ze wellicht verdienen. Kiezen is nu eenmaal verzaken.
Graag had ik meer namen vermeld, meestal om mijn dankbaarheid, mijn genegenheid of mijn vriendschap onder woorden te brengen. Misschien bundel ik nog wel eens een aantal herinneringen en belevenissen, wat me zou toelaten meer namen van medewerkers, getrouwen, kameraden, bondgenoten, kemphanen, kwelgeesten of muiters te vermelden. Ik doe echter geen belofte. Het gaat om een opwelling waarmee ik sommigen een genoegen kan doen. Wie weet?
In welke toonaard heb ik mijn geschrift opgesteld? Het gaat om de weergave en interpretatie van feiten waarbij altijd mensen zijn betrokken. Edgar Faure, die ik zoëven vernoemde, gaf aan zijn eerste boek als ondertitel mee: ‘U hebt ongelijk met altijd gelijk te hebben’. Op een geestige manier beroemde hij er zich dus op altijd gelijk te hebben gehad. Zulke bewering ligt niet in mijn aard. Ook al ben ik ervan overtuigd vaak de beste oplossing op zak te hebben, ik wil of durf toch niet te beweren dat het gelijk altijd aan mijn zijde heeft gestaan.
Robert Vandekerckhove oordeelde eens: ‘In een debat is Tindemans zelden agressief, maar eenmaal overtuigd van de beste oplossing, zal hij die niet opgeven.’ Een keer heb ik me op dit stuk op een markante wijze verdedigd. Dat gebeurde toen Jef Houthuys, de vroegere voorzitter van het Algemeen Christelijk Vakverbond, mij nodig had voor een probleem aangaande ontwikkelingssamenwerking, een sector waarmee hij zich op pensioenleeftijd nog onledig hield. Hij begon het gesprek met de woorden: ‘Leo, we zijn allebei mis geweest.’ Hij had namelijk bijgedragen tot de val van de eerste regering waarvan ik de leiding had gehad. ‘Jef’, repliceerde ik kort. ‘Ik moet jouw geweten niet onderzoeken, maar ik zie wat mij betreft niet in waar ik een vergissing zou hebben begaan op het gebied dat jij bedoelt.’
Ik ga de lezer of de lezeres van mijn levensverhaal niet vermoeien met het verhaal van de zoektocht naar een gepaste titel. Meer dan eens meende ik die gevonden te hebben. Maar na een nacht slapen bleek die dan toch niet zo denderend te zijn. Bij nader inzien suggereerde hij dingen die ik er