Modderstad
(ca. 1929)–W.A. Timmerman– Auteursrecht onbekend
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
[pagina 5]
| |
Men kent er geen sponsen, geen kammen voor 't haar
En zindelijkheid vindt men er vreselijk raar;
Voor schuieren is men er bang.
Een smid staat er altijd aan 't hoofd van den staat
Een baggerman kiest men tot lid van den raad.
Hoe zwarter, hoe hoger in rang.
| |
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
Laatst kwam er een koopman in sponzen en zeep,
Een koopvrouw in kammen en schuiers, zeer leep!
Zij dachten: ‘Wij raken zeer gauw
In Modderstad heel onze voorraad wel kwijt’.
Maar mis hoor! Och heden! Wat hadden zij spijt,
Zij kwamen terdege in 't nauw.
| |
[pagina 8]
| |
[pagina 9]
| |
Zij werden mishandeld, met modder gegooid.
Men schreeuwde en tierde: ‘Ons wassen! Dat nooit!
Ons kammen! Geloof het maar niet!’
Toen kwamen twee dienders, die namen hen meê,
Zij gingen de doos in, een maandje of twee,
Gelijk als de grootste bandiet.
| |
[pagina 10]
| |
Toen kwam daar een eerzame, oude profeet,
Die steeds al wat smerig was, heftig bestreed,
Vóór zind'lijkheid pleitte met kracht.
Hij hield er een rede, vol geestdrift en gloed.
Zijn woord vond er ingang; en 't volk ging met spoed
Aan 't schrobben bij dag en bij nacht.
| |
[pagina 11]
| |
[pagina 12]
| |
Men plaste en waste zich handen, gelaat,
Het huisraad, de kleren, de stoep en de straat
Gebruikte wel honderd pond zeep;
Maar hóé men ook boende en schuurde heel hard,
Men bleef er maar smerig en kleev'rig en zwart
Zodat men er niets van begreep.
| |
[pagina 13]
| |
[pagina 14]
| |
Toen kwam de profeet met een pakje ‘Sneeuwwit’.
Hij hief het omhoog en riep luid: ‘Alleen dit
Verlost U van vuil en van smet!
Het reinigt uw handen, uw woning, uw kleed!
Hoort! Hoort! naar mijn woorden!’ en d'oude profeet
Verliet hen met statigen tred.
| |
[pagina 15]
| |
[pagina 16]
| |
Maar 't volk hield hem tegen en smeekte: ‘Ach heer!’
‘Verlaat ons zó niet, maar vertel ons nog meer!’
‘Bij wien is 't verkrijgbaar en waar?
En d' oude profeet verhief langzaam zijn stok,
Wees plechtig naar Heerde en sprak: ‘bij “de Klok”
De “Sneeuwwit’ fabriek; vraagt het daar!’
| |
[pagina 17]
| |
[pagina 18]
| |
Men deed naar zijn woorden en zie, 't resultaat
Heel Modderstand heeft nu een zind'lijk gelaat.
De straten, de stoepen, het plein,
't Blinkt alles U tegen en waar g' U ook wendt,
De dienstmaagd, de bakker, de hond, de agent
Zij zijn er thans helder en rein.
En nu, van dit liedje het leerzame slot.
Elk huismoeder neemt er 'n pan of en pot.
Met water, goed kokend en heet;
Twee kan is genoeg. Daarin doet men gezwind
Eén pakje ‘Sneeuwwit’, roert het om tot het bindt
En de zeep voor Uw was is gereed.
| |
[pagina 19]
| |
[pagina 20]
| |
Einde |
|